ernstige ongelukken weten te voorkomen, door in het gat nieuwe stukken te zinken. Het neerleggen van stukken in diepe geulen was altijd een heel moeilijk werk. Op foto 12 ziet men een stuk, dat tegen de regels van de kunst in naar zijn plaats wordt ge sleept, terwijl er nog een vrij sterke stroom stond. Ander half jaar geleden zou niemand er over gedacht hebben, een dergelijk waagstuk te ondernemen, maar in dit geval moest het wel, want er was, naar de modelproef en dc berekening- hadden geleerd, voor het neerleggen van het zinkstuk slechts zeer weinig tijd beschikbaar, dus op het allereerste ogenblik, waarop het maar enigszins kon, dus toen de stroom eigenlijk nog te sterk was, moest met het neerleggen van het zinkstuk worden begonnen. Er zijn kunststukken gewaagd en gelukt, die waarschijnlijk nog moeilijker waren dan de mislukte zinking van „Wanhoop". Van de ervaring is wel tot het uiterste partij getrokken. Een verschijnsel heb ik nog niet genoemd: het kopeffect. Als men in een geul (zowel in een model als op het terrein een vernauwing gaat aanbrengen, zal de door het nauwe gedeelte trekkende stroom aan de benedenstroomse zijde ter weerszijden worden begrensd door een ronddraaiende „neer" (zie foto 13). Op de grens tussen neer en hoofd stroom is de beweging uiterst onregelmatig, turbulent, en daar wordt de bodem sterker aangetast dan waar elders ook. De vier hoeken (eb- en vloedstroom) van het gat zijn dus de gevaarlijke plekken, waar grote verdiepingen kun nen optreden, die gevaar kunnen leveren en die tot ruïnes kunnen leiden, als men even niet oplet of wel oplet, maar de gelegenheid niet heeft om bijtijds voorzieningen te treffen, m.a.w. te bezinken. Foto 14 toont de vernielende werking van het kopeffect in het westelijk sluitgat bij Ouwerkerk. Het „kopeffect", dat is ontdekt bij de afsluiting van de ,Middelgronden" in de Afsluitdijk van de Zuiderzee in 1931, is ook in 1953 één van de gevaarlijkste vijanden ge weest. Op foto 15 ziet men een straal, in het gat van Oosterland welke bijna duikt. Zolang de straal grotendeels aan de oppervlakte blijft, stroomt het water bij de bodem een beetje terug en dan bestaat er geen gevaar voor ontgron ding. Deze straal staat op het punt te gaan duiken. We hebben hier gelukkig geen foto kunnen nemen van een duikende straaluit een hydraulica-oogpunt zou een derge lijke foto zeer kostbaar zijn geweest, maar de aangerichte schade zou een nog veel hoger bedrag hebben belopen. De voet van de stenen dam zou het hebben begeven. We komen thans tot de operaties Wanhoop en Levens strijd. Op fig. 16 ziet men het gat in de havendant van Zierik- zee kort na 1 Februari. Toen was het nog niet groot. Van de eigenlijke operatie Wanhoop kan geen foto wor den getoondik geloof niet, dat toen iemand er zelfs maar over gedacht heeft, te gaan fotograferen. Maar van de operatie Levenstrijd zijn wel verschillende foto's gemaakt. Op fig. 17 ziet men de proef in het laboratorium: hier wordt onderzocht, op welke wijze een eenheid van vijf normale caissons op haar plaats moet worden gebracht tijdens een zwakke vloedstroom. Fig. 18 geeft daarvan het beeld uit de werkelijkheid. De draadjes van het model zijn hier kabels, waarmee de een heid wordt gevierd, van de ponton op de voorgrond af. Alles was goed voorbereid en ieder wist, wat hij moest doen. Bij de operatie Levensstrijd is een lengte van 430 m in drie dagen gesloten en de optimisten waren van mening, dat het ook in twee dagen had kunnen zijn gebeurd. Dat is natuurlijk een hele prestatie, vooral als men deze snelheid vergelijkt met de snelheid van werken in de begin periode van de caissonshet eerste neerzetten van een cais son van 13 m lengte op Walcheren op 18 Augustus 1945. Op 26 Augustus 1953, dus juist 8 jaar later, is aan de Schelphoek een dagproductie gehaald van 469 m. Fig. 19 geeft een beeld van Schelphoek: het diepe gat, dat zich dadelijk met geulen, onder andere langs de dijk, uitbreidde. Op de tekening ziet men ook de buitendijks liggende bank. Het was aantrekkelijk, de dijk om het gat over deze buitendijkse bank heen te leggen. Er waren echter twee redenen om dit niet te doen. In de eerste plaats moet men in het buitenwater zo dicht bij de Noordzee er op rekenen, dat het werk herhaaldelijk wordt onderbroken door ruwe zee. Binnen komt dit nauwelijks voor. In de tweede plaats was het niet zeker, of de smalle drempel niet zou weg schuren, alvorens de beschermende zinkstukkenrij zou zijn geplaatst. We zouden helemaal niet verwonderd zijn geweest, als in Juni de diepte bijvoorbeeld plaatselijk 15 m zou zijn ge worden. Dat is niet gebeurd: de drempel is wel dieper ge worden, maar niet doorbroken. Ik geloof toch niet, dat iemand spijt er van behoeft te hebben, dat het binnendijkse tracé is gekozen, al moest dat ver worden teruggetrokken en dus een grote lengte krijgen. Het gaat grotendeels om de geulen heen, maar waar het niet anders kon er doorheen. Op fig. 19 ziet men ook het tracé dwars door de Gemene Geul en dwars door de Klompegeul (genaamd naar Dijk graaf Klompe, die er dicht bij woont). Verder is de Schelp hoek gedicht met een maaiveldsluiting. Een geulensluiting zou niet mogelijk zijn geweest, door de grootte van 90 km2 van de achterliggende polder en het tijdsverschil van 3 m. De kromme die het toenemen van de stroomsnelheid met het verminderen van het profiel van de opening aangeeft, leerde dat de kritieke snelheid reeds optrad bij een zo groot gat, dat het onmogelijk zou zijn het met één slag te sluil en. Het moest dus een maaiveldsluiting worden, waarbij de stroomsnelheid tot het laatste toe beneden de kritieke grens bleef. Het was dus absoluut noodzakelijk, dat eerst de geulen weggewerkt werden en dat daarna als laatste phase de maaiveldsluiting werd uitgevoerd. De Gemene Geul, waarvan op foto 20 een doorsnede is te zien, is op zichzelf een kwaad ding geweest. Hij is be zonken tot op een diepte van ruim 10 m. Ter weerszijden vormden zich diepe gaten: meer dan 25 m. Dit was te wijten aan het kopeffect. De dag voor het plaatsen van de caisson zag het geheel er zeer gevaarlijk uit: de dichting had geen dag later moeten zijn geschied. Op de foto 17 ziet U een lek: onder de caisson door en langs de caisson liep toch altijd nog wel een zodanige stroom, dat het er soms vrij vervelend uitzag. Het dicht maken van zidke lekken was gelukkig niet mijn werk: ik kon met een gerust hart aanzien, hoe anderen dat deden. Na de diepe geulen bleef dus het maaiveld over: toch altijd nog twee kilometer lang. Er is alles op gezet om dat snel te dichteneerst het westelijke deel, daarna het ooste lijke. Ir van de Wall zal van de uitvoering vertellen; hij zal het dus ook hebben over de moeilijkheden, die in het Westen ontstonden door de geringe diepte en in het Oosten door het slappe terrein, waardoor het gevaar voor schuiven van de geplaatste caissons heel groot was. De ervaring van „Levensstrijd" kwam nu goed van pas: bij het plaatsen van de 2 en 3 meter hoge caissons wist ieder nauwkeurig wat er straks zou gebeuren. Een enkele maal moest worden geïmproviseerd-1 zoals enkele uren vóór de sluiting, toen enige caissons uit de rij werden geschoven. 8

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 1954 | | pagina 10