In een aantal staten zijn de gegevens omtrent de overstro mingen, de dijkbeschadigingen, de stroomgaten e.d. gedetail leerd en in totaal samengevat. Het betreft de volgende: Staat van overstroomde gebieden in Zuid-Holland bijlage 1—17 Staat van de schade aan de dijken —18 Staat van de stroomgaten —19 Staat van overstroomde polders, voorzover ge legen binnen de hoofdwaterkering —20 Idem, voorzover gelegen buiten de hoofdwater kering -21 Staat van de Schaden aan de hoofdwaterkering —22 Idem aan de voorliggende dijken —23 Idem aan de binnendijken —24 3. Enige gevolgtrekkingen Nu zulk een hoge vloed in 1953 is voorgekomen, vraagt men zich af of hiermee de hoogst mogelijke stormvloed is bereikt of dat nog hogere vloeden mogelijk zijn. Uit het voorgaande is wel gebleken, dat: a. de stormvloed niet ten tijde van het hoogste springtij, dat 14 dagen eerder en later optrad, is voorgekomen; b. de stormvloed zijn hoogste opwaaiing bereikte enige uren vóór hoogwater; c. de hoogste opwaaiing van de stormvloed in het Z.W. van ons land niet is bereikt, immers werd in het noorden een hogere opwaaiing geconstateerd, die gelukkig optrad tijdens het laagwater; d. door het inbreken van dijken op vele plaatsen ongetwij feld de uiteindelijke vloedtop op nabij liggende plaatsen werd verlaagd; e. de stormvloed, indien de opwaaiing enkele uren was verschoven, mede ernstiger gevolgen zou hebben gehad, door dat de tweede vloed, die Zondagmiddag voorkwam, belangrijk zou zijn verhoogd. Uit het voorgaande kan worden geconcludeerd, dat een be langrijk hogere stormvloed tot de mogelijkheden behoort. Eveneens kan hieruit worden geconcludeerd, dat ook het noorden van ons land aan dezelfde gevaren bloot staat. 36

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 1954 | | pagina 38