Zoals op nevenstaande tabel tot uiting komt is de over
schrijding van de H.B.W. landinwaarts langs de rivieren ge
ringer, dan op de brede stromen.
Gedeeltelijk is dit toe te schrijven aan de op dat moment
geringe afvoer van de grote rivieren. Zo was tijdens de storm
vloed de afvoer van de Rijn 1600 m 3/sec. tegen normaal in die
periode meer dan 2000 m 3/sec.
Voorts werd de watertoevoer vanuit zee en de zeearmen
vertraagd door de betrekkelijk nauwe toevoerwegen als de
Dordtsche Kil, het Spui en de Oude Maas terwijl ook de dam
door de Brielsche Maas zijn invloed deed gelden.
Bovendien was veel water nodig om het winterbed en de
bekade buitenpolders te vullen, terwijl tegen de tijd van hoog
water verschillende polders instroomden. Zo werd de H.B.W.
in Dordrecht met slechts 0.30 m overtroffen.
2. De gevolgen voor duinen en dijken (algemeen)
Door de sterke noordwestelijke wind en de langdurige zeer
hoge waterstanden werden op vele plaatsen de waterkeringen
(waaronder de duinen) langs het vaste land en de eilanden van
Zuid-Holland beschadigd.
De Duinen
Over bijna de gehele lengte is de duinkust dwars op de
stormrichting gelegen, terwijl geen enkele vorm van een voor
liggende beschutting aanwezig is.
Bij elke flinke storm bereikt de zee over het zgn. droge
strand de eigenlijke duinvoet die uit los materiaal bestaat en
daardoor vlug wordt beschadigd. Door deze nivellerende wer
king wordt het strand voor de duinvoet verhoogd.
Bij de storm van 1 Februari, die hoger was dan ooit werd
waargenomen, werd de duinvoet vanaf de grens met Noord-
Holland tot de Nieuwe Waterweg belangrijk landwaarts ver
plaatst. De afslag bedroeg hier 12 tot 30 m.
De vele in de oorlogsjaren in de duinen gebouwde bunkers
zijn het waterkerend vermogen niet ten goede gekomen. Mede
hierdoor was de toestand te Kijkduin en te 's-Gravenzande
enigszins verontrustend.
Ook langs de kust van Voorne werd de duinvoet gemiddeld
20 m landwaarts verplaatst, terwijl de jonge duinvorming bij
Oostvoorne verloren ging.
32