HOOFDSTUK 2
Gevolgen van cle stormvloed
1. De bereikte loaterstanden
In de nacht en de vroege morgen van de le Februari 1953
heeft het water op de Noordzee, de Waddenzee, de Zeeuwse
en Zuidhollandse stromen alsmede in het deltagebied van de
grote rivieren een ongekende hoogte bereikt.
Of hierbij de hoogte van de Sint Elisabethsvloed of andere
vloeden uit de Middeleeuwen werd overtroffen is helaas niet
na te gaan. In elk geval is de stormvloed van 1 Februari 1953
de hoogste geweest, welke de laatste eeuwen is voorgekomen,
terwijl de waterstand zeer veel hogere waarden bereikte dan
de registraties der laatste 60 jaren aangeven. Het laatste blijkt
uit de achterstaande tabel.
Niet alleen werd de tot nu toe hoogst bekende waterstand
(H.B.W.) in het Zuidhollandse deel van het rampgebied met
0.40 tot 0.75 m overtroffen, doch de overschrijding was ook
van lange duur. Zo was het water te Hellevoetsluis op 1
Februari 1953 4 uur lang hoger dan het voordien opgetreden
H.B.W.
Ook de voorgaande en de volgende vloed benaderden of
overschreden op vele plaats het grenspeil.
De op cle bijlagen 3, 4 en 5 gegeven getijkrommen van Helle
voetsluis, Dordrecht en Gouda laten zien, hoe het verloop van
de verticale waterbeweging tijdens de stormvloed is geweest.
Uit de getijkrommen blijkt, dat het water wel zeer hoog is
gekomen, maar dat de stijging vrij regelmatig en over een lange
periode heeft plaats gehad. Nergens zijn dan ook aanwijzingen
voor een zeebeving of één geweldige vloedgolf gevonden.
Het grenspeil is de waterstand, welke gemiddeld eenmaal in de twee
jaren overschreden wordt. Komt het water aan of hoger dan het grenspeil,
dan spreekt men van een stormvloed.
29