Ook hier bleek weer dat het materiaal van de dijken (de dijk- specie) in het algemeen aan de lichte kant was. Slechts een deel van de binnendijken bestond uit werkelijk goede kleigrond. Voorts was er weinig systeem in de binnendijken te bespeu ren. Op sommige plaatsen naderden ze zeer dicht de hoofd waterkering, op andere plaatsen waren ze op zeer grote afstand daarvan gelegen. Ondanks deze feilen hebben ze, zoals hier voor werd uiteengezet, toch hun grote waarde bewezen. Het is echter niet uitgesloten dat ze ook een nadelige werking ten opzichte van de buitendijken hebben gehad. Het is n.l. waarschijnlijk mede aan de binnendijken te wijten, dat de hoofdwaterkeringen aan de zuidzijde van de Hoeksche Waard en van Goeree Overflakkee zulke ongekend hevige beschadi gingen vertoonden, zonder dat deze beschadigingen uitgroeiden tot stroomga ten. De redenering daarbij is de volgende: De zuidelijke buitendijken overstroomden, het achterliggende bekken was al spoedig tot aan de binnendijken gevuld; de binnentaluds van de hoofdwaterkering waren, eerst door door sijpeling en nader door overstroming, aan het water blootgesteld. Reeds in min of meer verweekte toestand ondergingen ze nu door het betrekkelijk hoge water achter de dijken met veel golfslag een verdere verweking. Toen na de overstroming van de binnendijken deze snel doorbraken, was het gevolg, dat het water tussen de hoofdwaterkering en de binnendijken eveneens snel viel, als gevolg waarvan grote afschuivingen plaats vonden van de binnentaluds der hoofdwaterkeringen, die zich tot ver in de kruin of zelfs in het buitentalud doorzetten. Het instro mende water van buiten voltooide de vernieling. Geconcludeerd mag worden, dat binnendijken, indien ze in goede waterkerende staat kunnen worden gehouden, van grote waarde zijn voor het behoud van het binnen de hoofdwater keringen gelegen land. Deze waarde kan nog worden verhoogd, indien de tweede waterkering achter de hoofdwaterkering een goed systeem vertoont. Een dergelijk systeem is zo veel mogelijk op het eiland Goeree en Overflakkee verwerkelijkt. Daarbij is de ring, gevormd door de tweede waterkering, verbonden met de buitendijken door zgn. schenkels, die een mindere hoogte hebben dan de tweede waterkering, terwijl de tweede water kering door zgn. tussendijken in afdelingen is verdeeld. Zo 310

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 1954 | | pagina 312