zien dat het toen bereikte maximum stormeffect van rond
2.80 m, bij de stormvloed van 1 Februari 1953 gedurende meer
dan 9 uur achtereen werd overschreden en een maximum van
3.45 m bereikte.
Langs de Zuidhollandse kust is de grootste waarde van het
stormeffect bereikt te Scheveningen n.l. 3.65 m. Tijdens het
moment van de hoogste waterstand was het stormeffect even
wel reeds teruggelopen tot ruim 3.00 m.
Nog grotere waarden zijn bereikt langs de Waddeneilanden
aan de zijde der Noordzee vermoedelijk tot 3.80 m, terwijl
langs de Afsluitdijk en de Friese kust het stormeffect zelfs is
opgelopen tot 4.05 m te Kornwerderzand en Harlingen. De hoge
waarden van het stormeffect in laatstgenoemde stations moeten
mede worden toegeschreven aan de secundaire opwaaiing
boven de ondiepe Waddenzee.
Dat de stormvloedstanden zelf hier niet zo uitzonderlijk
hoog zijn geweest als in het rampgebied van Zuidwest Neder
land, vindt zijn verklaring in de omstandigheid, dat in de
Waddenzee het moment van het maximum stormeffect juist
samenviel met laagwater.
De hoofdzaken welke de waterstanden bij stormvloed be
palen zijn hiermede beschreven.
Het vraagstuk is echter gecompliceerder en het is dan ook
nog niet in alle details opgelost.
Er zijn nog verschillende factoren waarvan de invloed niet
precies bekend is. Speciaal zij in dit opzicht genoemd het
effect van de onderlinge beïnvloeding tussen de waterbeweging
tengevolge van de wind en de normale getijbeweging.
Ook de lage barometerstand, welke zich gedurende meer dan
30 uur achtereen boven de Noordzee heeft gehandhaafd en
die werd gevolgd door een rug van hoge luchtdruk boven de
Atlantische Oceaan ten Westen van Engeland, kan tot gevolg
hebben gehad dat onder invloed van het verschil in druk uit
geoefend op de watermassa's in de oceaan en die in de Noord
zee, meer water in de Noordzee is binnengedrongen, dan door
de windstuwing alleen kan zijn veroorzaakt.
28