bij de constructie van enige vernieuwde dijken op Flakkee.
Op de Hoeksche Waard is de kern van de vernieuwde dijken
eveneens opgebouwd van zand; hier is het buitentalud echter
afgedekt met een dikke kleilaag van goede hoedanigheid.
b. Het binnenheloop
Uit het voorgaande blijkt, dat de helling van het binnen
heloop verband houdt met het materiaal van de dijk. Is dit
min of meer doorlatend, dan moet, teneinde afschuiving tegen
te gaan, het binnenheloop flauw hellend zijn, of er moet een
binnenberm aanwezig zijn van voldoende afmetingen.
Het binnenheloop kan ook direct worden aangevallen, n.l.
bij overslag of overstroming. Bij de stormvloed van 1953 is
zulks zeer veel voorgekomen; niet alleen daar waar zich lage
plekken bevonden, doch bijv. over grote lengten bij de dijken
die van de wind af gelegen zijn en daardoor geen grote „waak-
hoogte" ten opzichte van de voorheen hoogst bekende water
stand hadden verkregen.
Het grootste deel van de voorgekomen beschadigingen is
aan het bezwijken van het binnenheloop na overstroming te
wijten.
Enige remedie hiertegen wordt geboden, indien het binnen-
talud een flauw hellend beloop heeft of met een binnenberm
versterkt is, terwijl een goede grasmat onontbeerlijk geacht
moet worden.
Vanzelfsprekend is een verdediging van het binnenheloop
door asfalt of iets dergelijks beter, maar deze werkwijze is
zeer duur en weinig fraai. In enkele gevallen komt deze werk
wijze in aanmerking, b.v. bij dijken die niet verhoogd kunnen
worden.
c. De afdekking van de kruin
Bij de stormvloed in 1953 is gebleken, dat afdekking van de
kruin van een dijk door een gesloten wegdek van zeer grote
betekenis is geweest voor het standhouden van zwaar aange
vallen of van overstromende dijken.
Niet alleen dat zeer lang weerstand werd geboden aan het
overslaande en overstromende water (er ontstonden eerst be
schadigingen door ondermijning van de binnenzijde af); het
307