men te goede gedachten gekregen over de beveiliging die de
bestaande dijken boden. Achter deze dijken voelde men zich
veilig.
Na het optreden van deze stormvloed, die uitzonderlijk lang
duurde (waardoor gedurende lange tijd de dijken zeer ver
hoogde waterstanden moesten keren) en die ook wat water
stand betreft de vorige hoge stormvloeden met stukken sloeg,
is men over de beveiliging van de bestaande dijken geheel
anders gaan denken. Daarbij heeft bovendien een rol gespeeld,
dat 12 uur na de stormvloed, dat wil zeggen, het tweede hoog
water op 1 Februari 1953, een nieuwe, zij het lagere, stormvloed
voorkwam, die de bij de eerste vloed veroorzaakte vernielingen
voltooide.
De kwaliteit van de dijkspecie, de helling van het binnen-
talud en de afdekking van de kruin zijn nu in een ander licht
komen te staan.
Voorts zal meer aandacht moeten worden besteed aan het
tracé van de dijk en aan de aansluiting van de in de dijk voor
komende kunstwerken.
Deze 5 punten worden in het volgende aan een korte nadere
beschouwing onderworpen.
a. De kwaliteit van de dijkspecie
Het is gebleken, dat het materiaal, waaruit de dijken zijn
opgebouwd, grote betekenis heeft, indien het water gedurende
lange tijd hoog tegen de dijk staat. Het water tracht door de
dijk heen te dringen, om aan de binnenzijde zijn weg te vinden.
Een dijkspecie van lichte kwaliteit (zavelgrond), of van zeer
zware kwaliteit, waarin gemakkelijk scheuren komen (zware
klei), biedt daartegen weinig weerstand.
Het gevolg is, dat de dijk met water verzadigd raakt en dat
bij steile binnentaluds de weerstand tegen afschuiving sterk
verminderdt. Deze weerstand kan zulke lage waarden aan
nemen, dat zelfs, zonder dat overslag van betekenis heeft
plaatsgevonden, op onderscheidene plaatsen het binnentalud
als gevolg van het door de dijk dringende water, is afgeschoven.
Indien men echter een ondoorlatende buitenlaag maakt (b.v.
door middel van een asfaltbedekking) kan men voor het dek
materiaal zelfs zand gebruiken. Hiervan is partij getrokken
306