1. Enige opmerkingen over cle constructie van cle dijken op
Ziddhollancls gebied
In de loop der tijden zijn de dijken met wisselende tussen
pozen door de onderhoudsplichtigen verhoogd tot zij hun tegen
woordige hoogte hebben verkregen. In het algemeen waren
deze onderhoudsplichtigen eigenaars van de grond, die door
het water werd bedreigd. Men kan in algemene zin aannemen,
dat na elke stormvloed, die hogere waterstanden gaf dan voor
heen werden bereikt, de dijken op een hoogte werden gebracht
die een nog iets hogere stormvloed kon keren. Uiteraard werd
daarbij de meeste aandacht besteed aan de hoogte van de dijk
en aan het buitentalud, dat blootstond aan de bij elke storm
vloed optredende golfslag. Dijkshoogte en verdediging van het
buitentalud werden daarbij aangepast aan de ligging van de
dijk (ligging ten opzichte van de stormstreek, aanwezigheid
van voorland e.d.) en aan de financiën van de onderhouds
plichtige instantie.
In algemene zin was dit te billijken, immers:
a. Tussen de opeenvolgende hoogste stormvloeden waren
betrekkelijk weinig verschillen.
b. De dijk had slechts gedurende enkele uren bijzonder
hoog water te keren, waardoor de kwaliteit van de dijkspecie
geen beslissende rol behoefde te spelen, mits de verdediging
ervan door middel van een grasmat of, bij sterke aanval door
een steenglooiing, naar behoren was.
c. Elke dijksverhoging verslond vele tonnen geld, die slechts
met moeite konden worden opgebracht, als gevolg waarvan de
dijksverhogingen zo gering en zo goedkoop mogelijk werden
gehouden.
d. In de loop der tijden werd goede dijkspecie steeds schaar
ser verkrijgbaar.
Doordat sinds 1916, dus gedurende zeer vele jaren, min of
meer belangrijke verhogingen van de hoogst bekende water
standen ten gevolge van stormvloeden niet voorkwamen, heeft
305