is overal 10 cm. Het binnenbeloop is bekleed met klei, ontleend
aan de resten van de oude dijk en aan de zate van de
nieuwe dijk.
Bij de bepaling van de hoogte van de dijk is uitgegaan van
de hoogte van de oude dijk. Door deze hoogte te vermeerderen
met de verwachte zetting en klink en een compensatie voor de
hogere golfoploop op het gladde buitentalud werd de nieuwe
hoogte verkregen. Deze varieerde van 5,70 tot 7,20 m boven
N.A.P. De buitenbelopen kregen een helling van 1 3'/2 en het
binnenbeloop van 1 2%. De breedte van de buitenberm werd
bepaald op 3,5 m. Aan de binnenteen werd een eenvoudige
drainage toegepast.
Het zand werd door middel van profielzuigers gewonnen van
de bodem van het Volkerak en de Krammer en werd door
perszuigers in het werk gespoten. Bulldozers en draglines
brachten het zand onder het vereiste profiel.
Ten behoeve van de vervaardiging der asfaltmengsels
werden werkterreinen gespoten te Sluishaven en Hoek van
St. Jacob.
Aan het bedrijf werd o.m. deelgenomen door:
4 baggermolens;
4 profielzuigers;
5 perszuigers, versterkt door 3 tussenstations;
15 asfaltmolens.
In het werk gebracht werd o.m.:
2,5 millioen m3 zand;
130.000 ton zandasfalt en
36.000 m3 bekledingsgrond.
De asfaltbetonlaag moest aan het einde van het verslagjaar
nog vrijwel geheel worden aangebracht.
De nieuwe dijk is, waar mogelijk, gebouwd op het voorland
van de oude dijk. De Kleine Adriana Theodorapolder, de Kleine
Anna Wilhelminapolder en de Ayrnon Louisepolder werden
binnen de nieuwe hoofdwaterkering gebracht. Waar de buiten
teen van de nieuwe dijk de onbeschermde gorsrand te dicht
naderde, werd ter voorkoming van verdere afname van het gors,
waardoor de dijk in gevaar zou komen, een steenglooiing
aangebracht.
294