meer dan de helft en op 1 April 4/5 deel van het eiland droog. 1 Mei 1953 was alleen de polder Nieuw Stellendam groot 50 ha nog nat, op 17 Juni viel ook deze polder droog. In de hierna volgende bespreking van het droog komen van de afzonderlijke polders of polderdelen, moge verwezen wor den naar de staat van overstroomde en weer drooggekomen polders alsmede naar de droogleggingskaart (Deel I Bijlage 16). 20. Polders op Goeree De Springertpolder Deze polder is door overslag en een kleine doorbraak zo danig met water bezwaard, dat de sloten vol waren en de lage landen achter de hoofdwaterkering blank stonden. 4 Februari was de polder door de gebruikelijke lozing op de polder Het West-Nieuwland weer geheel droog. Het West-Nieuwland Onder water gekomen is deze polder niet. Wel waren de sloten in het lagere zuidelijke deel tot aan de rand gevuld. Door het uitvallen van de electrische stroom stagneerde de kunstmatige lozing. Aan de Kilhaven werd daarom direct na de ramp een noodgemaal met dieselaandrijving opgesteld. Gelukkig viel er na 1 Februari weinig neerslag en was er veel laag buitenwater, zodat de polder al zijn overtollig water door natuurlijke lozing kwijt raakte. Nadat de stroomvoorziening op 14 Februari weer was her steld heeft men het hulpgemaal afgevoerd. Het Oudeland (van Ouddorp) Na de ramp is het water gedeeltelijk door de 2 stroomgaten in de Oudelandse Zeedijk weggevloeid. Vervolgens ontstond een soort evenwichtstoestand waarbij de waterspiegel in Het Oudeland onder invloed van de getijbeweging op en neer ging. De sluiting van het stroomgat bij de haven van Ouddorp op 13 Februari had tot resultaat, dat de wateroverlast in het westelijk deel van de polder sterk verminderde. Teneinde het weglopen van het water uit deze hoek te bevorderen heeft men in de nacht van 19 op 20 Februari in de Havenweg een houten duikerbrug gemaakt. 274

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 1954 | | pagina 276