c. Het stroomgat in Den Bommel
Met het dalen van het buitenwater brokkelde Zondag het
gestrate buitentalud ter plaatse van het gat in de hoofdwater
kering steeds verder af, zodat in de loop van de dag direct
ten oosten van de uitwateringsduiker van de polder Den Bom
mel een bres van 18 m breedte ontstond.
Toen het buitenwater die dag op zijn laagst was, stroomde
er nauwelijks water naar binnen, 's Avonds bij de 2e vloed nam
het instromen echter weer grote vormen aan. Ernstiger nog was
echter het bezwijken van de Tilsedijk, waardoor de polder
Den Bommel en het gelijknamige dorp diep onder water
kwamen. Maandag 2 Februari, toen het Haringvliet belangrijk
was gedaald, stroomden er reeds grote watermassa's naar
buiten. Die dag werd nog getracht om door middel van een
ponton het gat te blokkeren. Tevergeefs echter. De kracht van
het uitstromende water was te groot en het gat werd steeds
dieper en breder. In het begin stroomde het water langs beide
zijden van het hecht gefundeerde gemaal. Door het leggen van
een zandzakkendam van het gemaal naar de dijk wist men
echter de westelijke stroom af te snijden.
Helaas bezweek na enige dagen de muur langs de haven en
kreeg het water geheel vrij spel. Het gemaal, dat als een bol
werk in het aanstormende water stond, dwong de stroom naar
het Oosten, waar het de dijk steeds verder aantastte. Tenslotte
had het gat een breedte van 40 m (Foto 40). Gelukkig be
vond zich in de ondergrond een goede kleilaag, waardoor de
diepte tot ongeveer 3.50 m N.A.P. beperkt bleef.
Direct na de ramp werden voorbereidingen getroffen om het
gat te dichten. Met het aantrekken van het benodigde
materieel en materiaal was echter vanzelfsprekend enige tijd
gemoeid.
In de periode van 13 tot 16 Februari arriveerden een grote
baggermolen, een perszuiger, verschillende bakken en sleep
boten en kleiner materieel. De haven van Den Bommel kon
hier als werkhaven worden gebruikt. Onmiddellijk werd met
de werkzaamheden begonnen. Door de aanwezigheid van een
goede kleilaag en de resten van de havenkade vóór het gat
behoefde men de bodem niet te verdedigen maar kon men
direct met het bouwen van een dam van stortsteen beginnen.
264