HOOFDSTUK 11
Goeree en Overflakkee
I. Beschadigingen, nooclherstel en droogmaking
Ia. De Stormvloed.
1. Op Zaterdag 31 Januari woedde er reeds een felle storm,
die de wateren rond het eiland in heftige beroering bracht.
In de namiddag moesten de veerdiensten op Hellevoetsluis
en Numansdorp worden gestaakt; Goeree-Overflakkee was toen
practisch op zichzelf aangewezen.
Na het reeds zeer hoge water van Zaterdagmiddag, dat het
stormvloedsgrenspeil bijna bereikte, liep het water ten gevolge
van de opstuwing slechts zeer traag weg om vóór de tijd van
laagwater reeds weer te stijgen.
Steeds hoger en hoger kwam het water om tussen 3.45 uur
in het Westen en 5 uur in het Oosten v.m. zijn maximale stand
te bereiken. Vervolgens daalde het met normale snelheid.
Hoewel belangrijk lager dan de eerste vloed, benaderde of
overschreed de tweede vloed van Zondag nog altijd de storrn-
vlcedsgrens en zette de vernielingen aan de dijken voort.
Nieuwe polders liepen in en de omgeving van Dirksland dreig
de alsnog onder te lopen.
Maandag 2 Februari daalde het buitenwater sterk; de getij
bewegingen kwamen weer binnen de normale grenzen.
Ib. De gebeurtenissen direct voor en na de ramp (Zie voorts
instromingskaart Deel I Bijlage 14 en gatenkaart Bijlage 15).
2. Ouddorp en omgeving
Om half drie des Zondagsmorgens had het overslaande water
in het binnenbeloop van de dijk bij de haven reeds een geultje
gemaakt. Met het stijgen van het buitenwater verbreedde en
verdiepte deze geul zich steeds verder tot belangrijke delen
van het binnentalud naar beneden kwamen.
222