19
is er een maximum, en twee maal per maand is er een minimum
verschil van eb en vloed.
Tussen de tijdstippen van resp. volle en nieuwe maan en die
van resp. spring- en doodtij is op onze breedte een verschil van
ongeveer 2 dagen, als gevolg van de tijd die nodig is om de
getijgolven, die in hun zuiverste vorm in de uitgestrekte en
diepe oceanen van het zuidelijk halfrond worden opgewekt,
tot op onze breedte te doen doordringen.
De banen van de maan rond de aarde en die van de aarde
rond de zon zijn geen zuivere cirkels, maar ellipsen, zodat de
afstand tussen deze hemellichamen wisselt en ook de snelheid
waarmee zij zich bewegen niet constant is. Zodoende zijn ook
de omstandigheden, waaronder een springvloed optreedt, niet
steeds dezelfde, er zijn combinaties die b.v. aanleiding geven
tot een extra hoog springtij, ook komen springtijen voor die
lager zijn dan de normale. Bijlage 1 geeft een beeld van de
dagelijkse vloedstanden over een periode voor en na 1 Februari
1953 en laat duidelijk zien hoe hoge en lage springtijen elkaar
afwisselen. Bijlage 1 laat zien dat de stormvloed samenviel
met een laag springtij.
De loop van de maan rond de aarde en die van de aarde
rond de zon zijn zeer nauwkeurig te berekenen. Verder zijn
uit een groot aantal gemeten getijkrommen, waarbij dus de
standen van zon en maan bekend waren, de zgn. getijconstanten
berekend.
In hoofdzaak met behulp van deze getijconstanten en uit
de berekende loop van de maan en van de aarde zijn de tijd
stippen van de eb- en vloedstanden en de hoogten daarvan,
ver van te voren uit te rekenen.
De aldus berekende waterstanden gelden dan voor omstan
digheden, welke voor het kustgebied van ons land als normaal
kunnen worden aangemerkt.
Dat wil zeggen, voor het gebied der benedenrivieren corres
ponderen de in de getijtafels berekende waterstanden met een
gemiddelde rivierafvoer, de zgn. overgangsafvoer. Verder is
door de wijze van berekenen van de getijconstant en in de voor
spelde waterstanden een geringe opwaaiing verdisconteerd, als
gevolg van de in ons land overheersende westenwinden.