17
HOOFDSTUK 1
Beschrijving van de stormvloed
1. De getijwerking en het windeffect
De hoge waterstanden, die bij stormvloed langs de Neder
landse kust en in de zeearmen en benedenrivieren optreden,
zijn het resultaat van het samengaan van de normale eb- en
vloedbewegingen, de opstuwing door windkrachten en in het
gebied der benedenrivieren de afvoer van opperwater.
Van deze drie effecten, waarvan de twee eerste verreweg
de belangrijkste invloed hebben, zullen de eb- en vloedbe
wegingen ook wel genaamd het astronomisch getij en de
windstuwing ieder afzonderlijk in beschouwing worden ge
nomen.
De derde factor, die van de opperwaterafvoer, speelt in het
gebied der Zuidhollandse en Zeeuwse eilanden geen, of vrij
wel geen rol. Pas ten oosten van de lijn Rotterdam—Dordrecht—
Geertruidenberg gaat de invloed van de opperwaterafvoer een
rol spelen.
a. Het astronomisch getij
De krachten, die aanleiding geven tot het astronomisch getij,
werken in de wereldruimte, waarin aarde, zon en maan zich
onder invloed van hun onderlinge aantrekkingskracht bewegen.
Van deze krachten is de onderlinge aantrekkingskracht tussen
aarde en maan de grootste. Onder invloed van deze kracht en
door de draaiing van aarde en maan rond hun gemeenschappe
lijk zwaartepunt, in een tijd van ongeveer 291/2 dag, ontstaan
in de aarde van punt tot punt kleine afwijkingen in richting en
grootte van de normale zwaartekracht.
In de vaste aardkorst ontstaan hierdoor extra spanningen,
waarvan de uitwerking, doordat de deeltjes onderling star zijn
verbonden, niet direct merkbaar is.
De wateren in de wereldzeeën reageren anders; zij worden