Beijerlandsedijk, doch de daardoor ontstane ontgrondingen
waren niet zodanig, dat voor het behoud van de dijk behoefde
te worden gevreesd.
Even ten Noorden van Zwartsluisje gaat de dijk over in de
Oud-Piershilsedijk, welke van de Westkant door het water uit
de Eendragtspolder werd aangetast en daardoor afkalvingen
aan die zijde vertoonde. Ditzelfde beeld vertoonden alle binnen
dijken in dit gebied; afkalvingen van beperkte omvang en hier
en daar een iets groter gat. Een uitzondering; de 650 m lange
Hogedijk (van Goudswaard) is zover afgeslagen, dat met moeite
een eenrichtingverkeer over dit dijkje kon worden volgehouden.
Door het aanbrengen van zandzakkenstapelingen heeft men
een doorbraak voorkomen, waardoor enerzijds werd belet, dat de
Oude Korendijk en de Eendragtspolder met elkaar in verbinding
kwamen, en anderzijds werd bereikt, dat de enige verbinding
van Goudswaard met de rest van het eiland bleef bestaan.
I c. Inundatie en droogmaking
9. Hoe was nu het beeld van de Hoeksche Waard zoals dit
zich vertoonde na de in het voorgaande beschreven dijkbreu
ken? In het Oosten is dan de grote polder Nieuw-Bonaventura
volledig geïnundeerd van drie kanten uit; vanuit de Mijlpolder
door de bressen in de Molendijk, door overlopen van de
Strijensedijk vanuit Trekdam en door overlopen van dezelfde
dijk nabij Strijen door water afkomstig uit het Land van
Essche. Ook van de polders in het Z.O. van het eiland bleef
geen bunder droog. Van twee kanten werd hier het inundatie
water aangevoerd: door de gaten in de dijk van de Mariapolder
en door de Schenkeldijk van het Land van Essche.
Door overstortend water over de Oud-Bonaventurasedijk,
door lekken van de duiker van de Oude Klem en door kwel
kwam de ten Westen van Nieuw-Bonaventura gelegen diepe
polder Het Oude Land van Strijen dras te staan. Hetzelfde was
het geval met de polder Moerkerken. Ook daar het water hoog
in de sloten en op het land t.g.v. overstort uit Oost- en West-
Zomerlanden en, zij het in mindere mate, door kwel.
Al deze polders vormen, wat het verwijderen van het inun
datiewater aangaat, één gebied. Bij deze drooglegging hebben
een zeer belangrijke rol gespeeld: in Stiïjcnsas de schutsluis
en in Puttershoek de sluis en het gemaal Hooft van Benthuizen.
181