met het herstel verhoogd en verzwaard en gebracht onder het
algemene profiel op bijlage 13 (profiel 8) aangegeven.
De dijk werd gemaakt met een kern van zand, afgedekt met
een kleilaag ter dikte van 1.00 m aan de buitenzijde en circa
0.60 m aan de binnenzijde en op de kruin.
De aansluiting van deze dijk met de Krabbedijk werd enigs
zins oostwaarts verlegd. Hierdoor kwam de buiten gebruik
gestelde Noordersluis in de Krabbedijk binnen de nieuwe
hoofdwaterkering te liggen.
De benodigde klei werd ontleend aan het buitengors gelegen
vóór de Krabbedijk. Het benodigde zand werd gegraven uit
een opgespoten terrein ten Noorden van de Noordbank- en
Jantjespolder. Het werk kwam aan het einde van dit verslagjaar
nagenoeg gereed. Een Technisch ambtenaar van de Provinciale
Waterstaat van Zuid-Holland was belast met het dagelijks toe
zicht.
2) De waterkering over het grondstort aan de noordzijde
van de Noordbank- en Jantjespolder, vanaf de dijk van de
Scheurpolder tot 100 m voorbij de Uitwateringssluis in het
Kanaal door Rozenburg, werd eveneens gelijktijdig met het
herstel verzwaard en verhoogd. De dijk verkreeg ter weers
zijden van voornoemde uitwateringssluis een hoogte van 5.50 m
N.A.P. en voor het overige deel een hoogte van 5.25 m
N.A.P.
Het herstelde en verzwaarde dijkslichaam bestaat uit een
kern van zand met een kleibekleding op het buitenbeloop van
L00 m en op de kruin en het binnenbeloop van 0.60 m.
Op bijlage 13 (profiel 9) is een algemeen dwarsprofiel van
net verbeterde dijkslichaam gegeven.
Voorts werd op de tegen de uitwateringssluis aansluitende
aluds een steenbekleding aangebracht. De in de dijk nabij de
uitwateringssluis aanwezige bunkers werden opgeruimd.
Het voor herstel en verbetering van deze waterkering be
nodigde zand, alsmede de klei, werd ontleend aan een ge
graven put in het grondstort tussen de waterkering en de oor-
pronkelijke noordelijke dijken van de Noordbank- en Jantjes
polder.
Het werk kwam aan het einde van het verslagjaar vrijwel
gereed.
153