laag bood echter weerstand en voorkwam verdere uitschuring.
Voorts vormde zich achter het gat een diep wiel.
Bij elk getij, dus twee maal daags, stroomde 10 millioen m3
water in en uit, waarbij stroomsnelheden van 3.50 m per
seconde gemeten werden.
De westelijke doorbraak vond om 4.45 uur plaats. Spoedig
was hier een bres ontstaan met een lengte van 30 m en een
diepte van 5 m beneden de kruin. Het daarvoor liggende gors
voorkwam dat deze ook tot een stroomgat uitgroeide. Dit
dijksgat maakte het onmogelijk om met rijdend materiaal bij
het grote stroomgat te komen. Behalve deze gaten was het
binnenbeloop door het overstortende water ernstig beschadigd
geworden, terwijl bij de Hoornse Hoofden het buitenbeloop
door de golfslag werd aangetast.
v. De Nieuwenhoornse Lapdijk en de Struytse Zeedijk.
Deze werden door overslaand water alleen aan de binnen
zijde licht beschadigd. De polder Oude en Nieuwe Struyten
bleef gespaard.
w. De waterkering op het sluisterrein te Hellevoetsluis.
Van de schutsluis in het kanaal door Voorne, welke in beheer
en onderhoud bij het Rijk is, werden de op het buitenhoofd
aangebrachte schotbalken overspoeld, waardoor dit kunstwerk
achterloops werd. Aan de westzijde ontstond een bres van 8 m,
bij een diepte van 1 m N.A.P., waardoor het water het
Kanaal door Voorne binnenliep. Tijdens de rampnacht en de
daarop volgende Zondag werd dit gat door de Rijkswaterstaat
met allerlei materiaal gedicht.
Een deel van de weggeslagen stenen en grond kwam in de
schutkolk terecht, met het gevolg dat de buiten-ebdeuren
werden geblokkeerd. Op 24 Februari was de sluis hersteld en
kon de scheepvaart weer passeren.
x. De Vestingwallen te Hellevoetsluis.
Reeds om 2.15 uur v.m. kwam het water over keermuren en
opkistingen, die Hellevoetsluis tot op zekere hoogte beschermen
en zette de stad, welke buiten de hoofdwaterkering ligt, blank.
Vervolgens vloeide het water door de niet gesloten Brielse
134