HOOFDSTUK 8. Voome en Putten, Rozenburg en de Welplaat I. Beschadigingen, noodherstel en droogmaking. 1. De stormvloed is ook aan dit gebied niet ongemerkt voorbij gegaan. De afsluiting van de Brielsche Maas en de Botlek heeft er in belangrijke mate toe bijgedragen, dat een nog grotere ramp is voorkomen. De hoofdwaterkering van dit nu door één ringdijk besloten gebied werd op verschillende plaatsen doorbroken, terwijl de duinregel en de dam in de Brielsche Maas ernstig werden beschadigd. De belangrijkste doorbraken vonden plaats langs de Nieuwe Waterweg, de benedenmond van het Spui en het Haringvliet. Overstroomd werden enige polders op Rozenburg, een ge deelte van Putten, een groot deel van het gebied ten oosten van het kanaal door Voorne, alsmede enige buitenpolders. Ten westen van het kanaal door Voorne is, tengevolge van het overlopen van de keermiddelen te Hellevoetsluis, het deel van deze gemeente binnen de wallen blank gekomen; door de niet afgesloten Brielse Poort en door gaten in de vestingwal aldaar is de polder Nieuw-Helvoet gedeeltelijk dras komen te staan. Langs de Waterweg ontstond een stroomgat in de dijk van het deel Ruige plaat van de polder Rozenburg en Blankenburg. Eén der doorbraken in de Oudenhoornse Zeedijk, op 2 km ten oosten van Hellevoetsluis, heeft zich in de loop van Zondag tot een gevaarlijk stroomgat ontwikkeld, waardoor het gehele gebied tussen het kanaal door Voorne en de Bernisse met een oppervlakte van 3725 ha overstroomde en daarna gedurende geruime tijd onder invloed van het buitenwater bleef verkeren. De overige gaten in de dijken langs de Nieuwe Waterweg, het Spui en het Haringvliet konden zich, dank zij de voor liggende gorsgronden of bekade buitengronden, niet tot stroomgaten ontwikkelen. 124

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 1954 | | pagina 126