de vereiste goedkeuring van de Minister van Verkeer en Water
staat verkreeg, kwam in dit verslagjaar tot uitvoering en gereed.
Bij besluit van 29 December 1953, G.S. no. 248 werd door
Gedeputeerde Staten goedkeuring verleend aan een plan van
de gemeente Rotterdam, tot het omleggen van de waterkering
langs de Oostzijde van de 2e Petroleumhaven, deel van het
12e dijkvak van de hoofdwaterkering van het eiland IJssel-
monde en het plaatselijk doorgraven van de bestaande water
kering, een en ander ten behoeve van het verlengen van de
Oostelijke tak van genoemde Petroleumhaven. Het werk kwam
in dit verslagjaar, voor wat betreft het maken van de nieuwe
waterkering, tot uitvoering, doch niet gereed.
Een plan van de gemeente Rotterdam, tot het leggen van
een gasleiding 0 200 mm als kruising door de Stadionweg
(dijkvak 24) verkreeg bij besluit van 1 October 1953, no. 56203
(afd. W.R.) de vereiste goedkeuring van de Minister van Ver
keer en Waterstaat. Het werk kwam in dit verslagjaar tot uit
voering en gereed.
De uitvoering van het plan van de gemeente Rotterdam, tot
het leggen van een transportleiding 0 1250 mm, ten behoeve
van de drinkwatervoorziening van het zuidelijk deel der ge
meente Rotterdam, als kruising door de 2e Rosestraat, waar
mede in 1952 een aanvang was gemaakt (zie vorig verslag),
werd in dit verslagjaar voltooid.
Met de uitvoering van een plan van de gemeente Rotterdam
tot de aanleg van een nieuwe buitenwaterkering gaande vanaf
de Vondelingenweg (dijkvak 12) door het noordelijk einde van
het Hoogvlietsegat en over de hoge opgespoten gronden langs
de Oude Maas tot de Spijkenissebrug en vandaar langs de
Noordzijde van het gegraven kanaaltje aan de Noordzijde van
de Tramdijk en de Hoogvlietse haven tot de Hoogvlietse dijk
(dijkvak 10), werd in dit verslagjaar voortgegaan.
Een plan van de N.V. Nederlandse Spoorwegen, tot het
leggen van een waterleidingbuis en een rioolbuis, beide met
een inwendige doorsnede van 0.15 m, als kruising door de
2e Rosestraat (dijkvak 22) ten behoeve van een dienstgebouw,
verkreeg bij besluit van 26 Mei 1953, G.S. no. 144, de vereiste
goedkeuring van Gedeputeerde Staten.
Het werk kwam in dit verslagjaar tot uitvoering en gereed.
Voorts werd door Gedeputeerde Staten bij besluit van
122