den. Anderen putten zich uit in dankbetuigingen, zelfs voor het
even dragen van een koffer naar een auto.
Om 10 uur kon de colonne van 21 helpers vertrekken. Bij hen
waren twee leden van de R.K.E.H.B.O. uit Roosendaal en de re
dacteur van het Brabants Nieuwsblad, die van het werk en van de
toestand op het eiland een reportage wilde schrijven. De groep
ging aan boord van het kajuitjacht „de Zaan". De tocht leek goed
te verlopen, maar niemand behalve de kapitein kon vermoe
den welke moeilijkheden te overwinnen zouden zijn alvorens men
Oude Tonge kon bereiken. Toen men te Oude Tonge arriveerde
was daar aanwezig een gedeelte van de colonne R.K.K. uit Breda,
die zich richting Dintelsas wilde begeven.
De groep der colonne Roosendaal meldde zich bij de Burge
meester van Oude Tonge en men kwam tot de conclusie, dat Oude
Tonge met recht een hel was. Amper een paar honderd vierkante
meter stond er nog droog. Gelukkig was er voldoende voedsel,
dat gedropt was. Men nam intrek in een café, dat nog juist droog
stond, maar waar bij vloed het water tot aan de stoep kwam.
Tegen de ochtend begon het werk. Om half zeven zouden de
schepen geladen moeten zijn om uit te kunnen varen. Het was een
heel karwei om de oude en zieke mensen over de loopplank aan
boord te brengen en dan neer te laten in het ruim. Het werd half
negen, voordat men kon uitvaren.
Na de volbrachte taak keerden de 21 colonnisten uit Roosendaal
naar hun standplaats terug. De andere groep, bestaande uit 13 co
lonnisten heeft met de meeste moeite getracht nog in Oude Tonge
te komen, maar heeft dit wegens bijzondere omstandigheden na
moeten laten en keerde te Dintelsas terug. Deze groep was van
plan de andere groep te volgen.
Men werd ingescheept op het hospitaalschip „Pallieter". De
bemanning stond onder leiding van een arts, verder was er een
medisch student aan boord en enige dames, waarvan een de eigena
resse van de tjalk was. De boot had een 12 p.k. motor, veel te zwak
bij ruw weer op deze stromen en bovendien was de motor nog de
fect. Het schip was geheel aangewezen op de hulp van een sleper.
Toen ook de sleper „Elise" geen kans zag binnen te lopen, liet hij
de tjalk eenvoudig los en ging een ander schip helpen. Toen kwam
de sleper terug en legde „de Pallieter" langszij een rijnaak met aan
boord de colonne uit Gouda. Daarna verdween de sleper weer. Zo
lagen dan twee machteloze schepen tegen elkaar. De wind wak
kerde aan en het duurde niet lang, of de twee schepen lagen dwars
op stroom en wind.
De redder in nood werd een Urker visser. Deze ging op zoek
naar een boot voor Dintelsas en keerde spoedig terug. De gehele
colonne ging aan boord van de Urker boot en de oude Urker, ge
kleed met bontmuts, wijde broek en zilveren gespen, onthaalde de
colonne op warme koffie. Daarna kwam al spoedig een rijnaak en
gelukte het in Dintelsas terug te keren.
46