11. „Ten afscheid" De eerste phase van de taak der dijkherstellers was met de dichting van Ouwerkerk afgesloten. De pionniers van deze arbeid stonden gereed te vertrekken naar elders; anderen namen reeds hun plaatsen in om de aangevangen arbeid af te maken. In het laatste nummer, d.d. 3 Februari 1954, van het meer genoemde „Contactblad" namen de Gezamenlijke Polderbesturen daarom van deze vertrekkenden afscheid in de volgende bewoor dingen van hun Voorzitter: In dit laatste nummer van het Contactblad, dat een jaar na de ramp van 1953 verschijnt, willen wij hierbij van U, dijkher stellers, afscheid nemen. U allen hebt medegewerkt om op ons eiland „wat groots" te verrichten. Het schijnbaar reddeloos verloren Schouwen-Duiveland is weer uit de vloed geborgen, dank zij de inspanning van Uw aller krachten. Wij zijn U allen, hieronder uiteraard ook begrepen de werkers in de administratielokalen en op de tekenkamers, daarvoor ten zeer ste erkentelijk. Velen van U hebben ons eiland inmiddels weer verlaten of zullen, binnen afzienbare tijd, van hier vertrekken. Uw vertrek vormt de afsluiting van een arbeid van historische betekenis. Wij blijven. De taak om ons eiland weer op te bouwen, wacht. Een taak, welke wij nü weer met nieuwe moed op ons kunnen nemen, immers: Wat rampenkolk mij moog' vervaren, Wat golvendonder 't hart beklem, 'k Hef 't hoofd met God tóch uit de baren En roem: Ik worstel en ontzwem! J. KLOMPE Voorzitter van de samenwerkende waterschappen op Schouwen-Duiveland.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 1954 | | pagina 64