37
1. Oosterland.
2. Sirjansland.
3. Stevensluis.
4. Haven Zierikzee.
5. Gat van Ouwerkerk.
6. Schelphoek.
De Voorzitter dankt Ir. van de Wall voor de gegeven uiteen
zetting, waarvoor allen erkentelijk zijn en stelt voor even te pau-
seren, in welke pauze men zijn te stellen vragen kan formuleren.
Na de pauze zal gelegenheid gegeven worden deze vragen naar
voren te brengen.
1. Dhr. P. L. Krepel, Dijkgraaf van het Cal. Waterschap Brui-
nisse, vraagt om de Oude Dijk, evenals de Schouwse dijk, zee-
werend te maken, waartoe reeds een plan is ingediend. Thans is
deze Oude Dijk slechts voorzien met zandzakken.
Dhr. W. van den Berg, oud-burgemeester van Bruinissc voegt
daaraan toe, dat, al moge de Oude Dijk uit waterstaatkundig
oogpunt geen „zwaar" geval zijn, voor Bruinisse is het een levens
kwestie. Bovendien is Bruinisse zoveel als een „bruggenhoofd"
voor opslag en vervoer van dijk-materialen.
Echter behoort de Oude Dijk tot het Waterschap Ooster- en
Sirjansland, welk Waterschap er geen belang bij heeft om deze
dijk waterkerend te maken. Na van dat Waterschap verkregen
toestemming gaat nu de polder Bruinisse die dijk waterkerend
maken. Doch Bruinisse is calamiteus, hetgeen ettelijke juridische
puzzles meebrengen zal. Evenwel moet die dijk ten spoedigste in
orde gemaakt worden, waartoe hij gaarne op korte termijn met
Ir. van de Wall een onderhoud zou willen hebben.
Ir. van de Wall antwoordt, dat dit een principiële zaak is. Vol
gens de Noodwet heeft de Minister van Waterstaat practisch alle
bevoegdheden. Nu heeft de Oude Dijk uit waterstaatkundig oog
punt geen betekenis. Iets anders is, of de waarde aan droog-
komende grond het in orde maken van die dijk rechtvaardigt.
Men moet de kwestie zo zien: wij kunnen in casu wel onze
medewerking verlenen, bevorderen kunnen wij het niet. Alleen de
Minister kan mij opdracht geven.
Niettemin ben ik bereid om met U over deze zaak te praten
(afgesproken wordt a.s. Vrijdagmorgen).