Ill
Vrijwilligers-studenten voeren ook vaak mee en steeds was er eon arts aan
boord, hoewel deze lang niet altijd nodig was.
De menson aan boord waren erg dankbaar voor en vol lof over de verzorging.
Het was wel eens moèilijk om de oude mensen van de beste plaatsen te
voorzien.
Op do terugreizen naar Zierikzee kwamen allerlei mensen aan boord, zoals
journalisten en dijkwerkers.
Het inladen in Dordrecht ging soms moeilijk.
Het aantal zeezieken was, ondanks het meestal ongunstige weer, buiten
gewoon gering en de reizen zijn zonder ongelukken verlopen.
De bemanningen der boten hadden het zwaar te verantwoorden, want ook zij
waren lange dagen en vele nachten onafgebroken in touw.
Het was voor hen vaak moeilijk varen en werken. Op de R.T.M, boten ging
het dan ook niet altijd even vlot.
In Dordrecht werden eens sokken en goederen aan boord gebracht.
De koffie aan boord was goed en er werd vaak erwtensoep geserveerd.
Een incidentjeveroorzaakte een zekere zuster "Mies", die aan boord kwam,
de zorg voor de mensen op zich wilde nemen en talrijke klachten uitte
over de R.T.M. "Zuster Potappel mocht mee van haar".
Zuster Mies presteerde evenwel niet veel en heeft het werk ook maar één
dag volgehouden.
Goed werk aan boord verrichtte een Oostenrijkse ploeg, doch toen de ge
meenteraad van Oosterland ondanks de koude,- aan boord wilde slapen, wil
den de Oostenrijkse helpers persé gebruik maken van de zachte banken.
Zr. Potappel kwam hier echter tegen op, daar zij de gedupeerde Ooster-
landers wilde laten voorgaan.
Er werden toen bij het Rode Kruis dekens opgescharreld, waarna de boot
wegvoer en allen behoorlijk konden slapen.
Op een andere keer was er een goede hoot, die 's morgens om 7 uur zou
vertrekken, maar het zag er niet naar uit, dat deze boot vol zou komen.
Zr. Goudswaard zeides 'Wij willen ook wel eens slapen", maar zuster Potap
pel liet bij de Verkeersinspectie auto's optrommelen, die mensen aan
voerden, zodat de boot toch bijna vol kwam.
Zr. P. heeft gedurende die reis ook maar vier uren geslapen.
Toen zij kapelaan P. de Haan eens in de stad tegen kwam, zeide deze, dat
er vele stille armen in de gemeente waren, reden waarom hij voorstelde
een comité te vormen, bestaande uit predikanten en vertegenwoordigers
van de verschillende kerkgenootschappen en waarin hij ook Zr. Potappel
wilde opnemen.
Aldus geschiedde, wat niet naar genoegen was van de Sociale Dienst (zie
ook hierna), welke echter later ook ingeschakeld werd.
Het comité kreeg van het gemeentebestuur zekere bevoegdheden.
Diverse U.V.V.dames werden toegevoegd en later ook leden van de Vrouwen
bond van de P.v.d.A. en het gemeenteraadslid, de heer M. de Moor, zodat
het inderdaad "Het grote comité" genoemd mocht worden.
Wethouder den Boer vormde de schakel tussen het comité en het gemeente
bestuur. De predikanten hebben zich later teruggetrokken.
Na enige tijd werd uit dit "grote comité" dat eerst 26, later 38 leden
telde, een klein damescomité gevormd, bestaande uit de dames Teilegen
(Middelburg), Koning, Mulder en Zr. Potappel.
Het .grote comité vormde toen, zoals een der leden het uitdrukte, "een
vertrouwensschakel tussen het publiek en het kleine damescomité".
De heer de Moor meldde zich ook als helper bij de voedseldistributie
onder de inwoners, maar hij kreeg opdracht dit alleen te doen.
Enkele avonden is hij op zijn eentje aan het sorteren geweest, maar
daarna kreeg hij hulp' van jongens en meisjes van de R.K. jeugdbewe
ging en voor zover het kleding betrof van koster L. Krijger van de
Grote Kerk.
Deze kleding werd op verblijfsvergunning met medewerking van secre
tarie- en ander gemeentepersoneol uitgereikt.
Deze uitreikingen verliepen over het algemeen vlot en bevredigend, al
waren vele, voor uitreiking bestemde zaken, te lang blijven liggen.
Ook de heer Hoek is op het gebied van de kledinguitreiking actief ge
weest. Enige dames uit Arnhem, die kwamen helpen, heeft hij naar het
Lyceum in de Manhuisstraat gebracht, waar hij de daar aanwezige dames
toelichting gaf. Leden van de plaatselijke U.V.V. afdeling waren
daar toen al in actie.
De heer Hoek, die vernomen had, dat B. en W. zich uitgesproken hadden
voor een kleine uitdelingscommissie oJLv, de directeur van dé Sociale