die land en mensen kent en zich één met hen w'eet, mag het wagen de wonde plek aan te wijzen, te speuren naar de oor zaak en te zoeken naar het geneesmiddel. Te grote eenzijdigheid Is het beeld dat hier gegeven wordt zo is men geneigd te vragen niet overdreven? De situatie is toch lang niet overal gelijk! En men roept herinneringen op aan het dorp w<aar men zijn vacantie door bracht, waar men, zoveel jaar geleden, zijn jeugdjaren sleet, of waar men als predikant of onderwijzer begon. Men stelle zich in gemoede de vraag: kennen wij het platte land? Kennen wij het dorp waar wij op een of andere wijze een meer of minder groot aantal jaren doorbrachten? En als we het dorp al menen te kennen, kunnen we dan ook be vestigend antwoorden op de vraag of we de dorpsgemeen schap kennen, een gemeenschap die, ook al is zij in verval, zich nog steeds op tal van wijzen manifesteert, en waarachter verborgen krachten schuilen, een gemeenschap die zich zwak voordoende de predikanten uitdaagt om met een Blijde Boodschap op uniform universiteitsrecept te trachten haar eeuwenoude orde te doorbreken, om na korte tijd over hen te zegevieren en na vier of vijf jaar dezelfde strijd op nieuw aan te vangen? Wij zullen iets moeten gaan verstaan van het leven van de eiland- en waardbewoners om een in alle details juist beeld te kunnen tekenen. Niettemin zit er een grond van juistheid in de critiek die opmerkt dat het bovenstaande beeld van het gistingsproces der plattelandssamenleving te eenzijdig getekend is. Er is immers geen aandacht besteed aan de pogingen die op het platteland worden aangewend om een verbetering van de situatie te bewerkstelligen. Gewezen moet worden op het voortreffelijke werk van tal van organisaties, vrouwenorgani saties als de Bond van Plattelandsvrouwen, jongerenorgani saties, werkgevers- en werknemersorganisaties e.d. 19

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 1953 | | pagina 21