8714
DE SOCIALE GEVOLGEN VAN DE WATERSNOOD
Nationaal Monument
i Watersnood
DE SOCIALE GEVOLGEN VAN DE WATERSNOOD
door
Drs. J. L. HAVERDA,
socioloog aan de Opbouwstichting voor maatschappelijk werk in de provincie
Utrecht, te Utrecht.
Begin Maart vond in opdracht van de Stichting Zeeland voor Maatschappelijk
en Cultureel Werk een onderzoek plaats naar de sociale gevolgen van de
watersnood. Behalve tot de achtergebleven bevolking van de getroffen gebieden,
strekte dit onderzoek zich ook uit tot de Zeeuwse geëvacueerden in de provincie
Utrecht.
Het doel van dit onderzoek was om practische en uitvoerbare maatregelen te
vinden, waardoor de geestelijke en materiële nood gelenigd kon worden.
Dit onderzoek draagt het karakter van een "casestudy". Er werden 178 vraag
gesprekken gevoerd, zowel met autoriteiten, functionarissen van hulporganisaties
en dijkwerkers, als met de geëv acueerden zelf. De laatsten werden geheel
willekeurig uit een kaartsysteem genomen, soms met een enkele aanwijzing van
de sociale werkster ter plaatse, of zij werden bijv. op een klerenuitdeling aan
gesproken.
De representativiteit van de steekproef mag, vergeleken met de statistische
gegevens naar beroep, plaats van herkomst en religie, bevredigd genoemd
worden. Aan zeer vele vraaggesprekken namen ook gezins- en zelfs familieleden
deel, zodat de vergelijking met het statistisch materiaal, wat leeftijd en sexe
betreft, onmogelijk is.
Voor deze studie werd ook nog gebruik gemaakt van bronnen als: plaatselijke
pers, kerkdiensten en opstellen van kinderen, die de ramp hadden meegemaakt.
Het onderstaande is een beknopte samenvatting van het eerste gedeelte van het
rapport over de resultaten van dat onderzoek, dat binnenkort gereed zal komen.
Inleiding.
Iedere plotselinge en grote! verandering, dus ook iedere natuur-
catastrophe, roept talloze secundaire conflictsituaties op, die soms
ernstiger van aard zijn dan het eerste, onmiddellijke effect. Deze
secundaire conflictsituaties zijn vatbaar voor een eventueel ingrijpen
en staan daarom ook centraal in deze studie. Dat wij toch met de
beschrijving van de rampnacht beginnen, vindt zijn oorzaak in het
feit, dat deze nacht het begin van onze problematiek is, de natuurlijke
oorzaak van al de psychische, sociale en economische gevolgen.
Zo staat ook het gedrag van de mens gedurende een levensgevaar
lijke situatie in een bepaalde verhouding tot zijn gedrag daarna en
moet dus van het eerste uitgegaan worden. Het gedrag van het
individu interesseert ons evenzeer als dat van de groep of dat van
de veelheid van individuen. Het onderscheid tussen deze drie
categorieën is ietwat academisch en komt in het vervolg, waar van
„sociale processen" sprake zal zijn, op de achtergrond-
Onze beschouwingswijze is in eerste aanleg groeps-dynamisch.
Waar het erom gaat de veranderingen in het groepsleven in de
individuele persoonlijkheid onder verschillende op elkaar volgende
situaties te bestuderen, is een andere dan groeps-dynamische bena
dering bezwaarlijk.