124 WATERBOUWKUNDIG TIJDSCHRIFT O.T.A.R. Collega Streefkerk uit Breskens, met wie een en ander werd behandeld en overdacht, voelt meer voor een afstroming van het Hollandsch Diep via de door graving van St Philipsland, langs Mastgat, Ooster- Schelde, Zandkreek en Veersche Gat. Dit zou de lengte van de afstromingsweg naar zee aanmerkelijk bekorten en bovendien de instroming van zeewater tijdens vloed, belangrijk minder invloed op de afvoer doen hebben dan volgens figuur I. Het Noord-West gerichte Veersche gat en de smalle Zandkreek zijn hierbij gunstige factoren, terwijl het kanaal door Zuid-Beveland gehandhaafd kan blijven. Zou echter de uitmonding volgens figuur I verkozen worden boven die van figuur 2, dan zou een verdere vernauwing van de Wester-Schelde zeer zeker over weging verdienen. Dit zou dan b.v. kunnen door mid del van een dam vanaf de grens tussen België en Ne derland naar Westkapelle, slechts onderbroken door de geul de Wielingen. Langs de noordzijde van de geul zou na voldoende aanwas van de driehoek een dijk moeten lopen naar Vlissingen, tijdelijk voorzien van een overlaat om verdere ophoging en aanslibbing te bevorderen. Door de noord-zuid dijk zou dan tevens een vloeien der kustlijn ontstaan. Te samen met de andere afsluitdijken zou er dan langs Zeeuwse en Zuid-Hollandse kust een aaneenge sloten regelmatig strand kunnen ontstaan. Omtrent een uitvoeringsplan volgens figuur 1 is het navolgende gedacht, waarbij vooral niet moet worden vergeten, dat als uitgangspunt is aangenomen dat: le. met sommige delen reeds vrij spoedig kan worden aangevangen; 2e. andere delen een langzamer tempo moeten heb ben; 3e. het grote geheel eerst na zeer veel jaren (b.v. 10 tot 30 jaar) tot zijn recht zal kunnen komen, juist omdat zo heel veel aan de natuur kan en moet worden overgelaten. Een hoofdvoorwaarde daarbij is: „het geheel goed leiden, waarnodig tijdig ingrijpen en.niets on benut laten"! A. Afsluitingen tot b.v. L.W. Brakman; Dammen bij Terneuzen (tot b.v. boven H.W.)Sloe; Oostgat; Veergat (bij Veere, tot volle hoogte en met verkeersweg); Ooster-Schelde; Greve- lingen; Haringvliet; Brielsche Maas. B. Rivierbeddingen maken enz. Kreekrak-dam; Ooster-Schelde; Eendracht; St Phi lipsland; Volkerak (dijksdelen, om scheepvaart tijde lijk mogelijk te houden en sluis bij Sluishaven)Helle gat (leidam aansluiten aan Flakkee)Sloe geheel dicht maken en sluis voor afwateringskanaal; Strek dam bij Cadzand; Dijken op de Raan; Dammen bij Hansweert (tot b.v. boven H.W.). C. Scheepvaart verleggen enz. Rivierdijk in Volkerak afmaken; Haringvliet leidam aansluiten te Numansdorp en sluis bouwen; Sluis in het Spui bij Oud-Beijerland (mede om opdringen van zoutwater uit de Oude Maas te voorkomen)Ver bindingskanaal tussen Voorns kanaal en Brielsche Maas ten westen van de schutsluis te Nieuwersluis maken en daarna beneden die sluis een dam in de Brielsche Maas leggen; Tram en verkeersweg bij Zijpe; Wester-Schelde gaan normaliseren; Land- en strandwinnings werken. D. Verkeerswerken en boezemvorming Verkeersweg en spoorbaan op westelijke rivierdijk van Numansdorp tot Kreekrakdam (Flakkee, Schou wen, St Philipsland en Tholen verkrijgen dus een di recte spoorwegaansluiting op Rotterdam)Spoorbaan Rotterdam-Barendrecht-Numansdorp; Boezemdijken met rijbaan: Veere-Noord-Beveland, Noord-Beveland- Zierikzee, Dreischor-Herkingen, Dirkslandsche Sas- Hellevoetsluis, Brielle-Rozenburg en Nieuwersluis- Rozenburg. (In sommige dijken tijdelijk nog be- vloeiingsduikers) Na rijp worden polders volgen dan de boezemdijken: Wilhelminadorp-Stavenisse en Tholen-St Philipsland. Diepe geulen zo nodig helpen vullen met gezogen zand. De schutsluis het Dirkslandse Sas kan verval len. E. Afsluitingen geheel Ooster-Schelde, Grevelingen, Haringvliet, Brielsche Maas, Driehoek de Raan. F Voltooiingswerken Polders inrichten. Verdere strand- en duinwinning. Kustweg Vlissingen-Hoek van Holland-'s-Gravenhage. Tunnel Breskens-Vlissingen. Tunnel bij Hoek van Holland. De laatste regels doen de deur dicht zullen vele lezers wellicht zeggen en.het daarbij aan het goede eind hebben, want. zouden die tunnels niet een mooi sluitstuk vormen voor het geheel? Een utopie zegt misschien een ander! Maar och, wat geeft dat, het is te begrijpen. De een gelooft in de mogelijkheid en de ander niet. Hetzelfde deed men al zo vele malen en toch kwamen de ideeën en gedachten tot plannen en werkelijkheid. Men denke slechts aan Nieuwe Waterweg en Zuider zee om maar in eigen land te blijven. Op 27 Juli 1945 werd bovenstaand plan ter kennis ge bracht van de Miinister-President. In het antwoord daarop werd medegedeeld dat de Rijkswaterstaat zich reeds geruime tijd bezig houdt met onderzoekingen en plannen, die zowel gericht zijn op landaanwinst in de Zeeuwse- en Zuid-Hollandse stromen als op wijzigingen in het net der beneden rivieren, ten doel hebbende de zoetwaterverdeling te verbeteren en de zee- en rivierwaterkeringen te ver korten. Opgemerkt werd dat de door natuurlijke oorzaken plaats hebbende veranderingen in de loop der rivie ren, naar menselijke tijdsbegrippen slechts langzaam verlopen. Voorts dat belangrijke versnelling van dit proces door kunstmatig ingrijpen slechts ten koste van enorme bedragen kan geschieden en grote moei lijkheden oplevert, zoals de studie van de Rijkswater staat reeds heeft doen blijken. Verdere bestudering van deze veelomvattende en moeilijke materie werd voor de toekomst van ons land belangrijk geacht. De hierboven genoemde bezwaren kleven ook de hier- voren opgeworpen plannen aan. Echter moge in dit

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 1953 | | pagina 32