stromen en stroompjes zijn geweest, die de ingedijkte schorren begrens
den. Toen kwamen de vele dijkbreuken en overstromingen, waardoor
Vossemeer al vroeg te lijden kreeg. De beruchte St. Elizabetsvloed van
18 november 1421 richtte zoveel schade aan, dat Hertog Jan van Beijeren
speciale toestemming gaf om onder meer zoden tot ver in Zeeland te
halen om de dijken te herstellen. De hoge vloed van 1530 veroorzaakte
weer enorm veel schade. Vijf polders liepen toen onder, waarvan de
Onze Vrouwepolder er het slechts aan toe was. De keizer zelf ver
leende toen grote voorrechten opdat de eigenaren de polder weer kon
den indijken. Twee jaar later brak de dijk echter weer door. Pas in
1536 kon men plannen maken om het stuk land weer te bedijken.
De vloed van 1530 had ook nog andere gevolgen. Een gedeelte van
Zuid-Beveland werd volkomen overspoeld en de stad Reimerswaal werd
van het land afgescheiden. Dit had tot gevolg, dat de stroom meer naar
de richting Tholen liep en „bij stormen groter aandrang kreeg". De
Eendracht verwijdde zich en werd steeds meer voor schepen bevaarbaar,
maar bracht de werkelijke scheiding teweeg tussen de twee Vossemeren.
De Allerheiligenvloed van 1682 bracht weer groot onheil. De schade
was zo groot, dat de heren genoodzaakt waren de volgende jaren hun
gehele inkomen voor het herstel te besteden, Vreemd genoeg wordt ook
hier niets gemeld over verlies van mensenlevens. Over mensen wordt
pas gepraat bij de vloed van 26 januari 1682. Van der Aa meldt, dat
deze een ongelooflijke schade teweeg bracht en ook een ontvolking,
die niet dan langzaam hersteld is. De felle storm en hoge vloed, die op
3 maart 1715 in geheel Zeeland veel verwoesting aanrichtte, trof in het
bijzonder Vossemeer, waar de Heerenpolder doorbrak en de dijken
deerlijk geteisterd werden. Het herstel kostte 14.080,— Het westelijk
deel van de Eendrachtpolder liep onder en dat kostte voor herstel
6.480,—. Slabbecorne kreeg het zo zwaar te verduren, dat de zeedijk
moest worden ingetrokken. Overstroomd werd ook Oud-Kijkuit, Leguit
en de polders van Oud-Vossemeer.
Niet alleen stormen hebben Vossemeer overstromingen bezorgd, maar
ook de oorlog. In 1583, toen de Tachtigjarige Oorlog op zijn felst woed
de, heeft men de dijk doorgestoken, waardoor de polder van Nieuw-
Vossemeer onder water liep. Breda was toen in de macht van Parma
en men vreesde via Vossemeer een aanval op Tholen. Om dergelijke
vijandelijkheden het hoofd te kunnen bieden zette men langs heel Nieuw-
Vossemeer wachten en bouwde men schansen. Al deze voorzorgen vrij
waarden Oud-Vossemeer wel voor invallen, maar Nieuw-Vossemeer
bleef „een speelbal der baldadige krijgsknechten". Zoals toen gewoonte
was werd zowel aan de graven van Holland als aan Parma om be-
7