69
No. 3/4
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
gelijk zijn, of de polder dan wel het Rijk die
taak opknapt.
Zeeland kan dankbaar zijn, dat het grote
materiaal gebezigd voor de Zuiderzeewerken
naar het zuiden is gedirigeerd. Echter is er in
Zeeland steeds werk aan de zeeweringen.
Daardoor is hier en in de naaste omgeving een
bekwame aannemersstand ontstaan, die zich
in onderlinge concurrentie met de uitvoering
der nodige werken belastte. Zijn de zeewerin
gen hersteld en waar nodig verhoogd, dan zal
het in zeer belangrijke mate straks weer de
taak van die maatschappelijke gioep zijn om
de werken in stand te houden. Het zou zeer te
betreuren zijn, als deze deskundigen, die vaak
van vader op zoon zijn vertrouwd geraakt
met het werken aan de Zeeuwse zeeweringen
waarbij steeds rekening moet worden ge
houden met het ten opzichte van noordelijk
Nederland veel grotere verschil tussen eb- en
vloedstand zouden verdwijnen, doordat het
herstel der zeeweringen schier uitsluitend zou
worden opgedragen aan de grote aannemers
van elders.
De polders hebben ook andere schade, dan
die aan zeeweringen. De afwatering is polder-
taak; in belangrijke mate zijn polders be
zwaard met wegenzorg. De kosten van herstel
van beschadigde waterlopen, kunstwerken, be
malingsinrichtingen, binnendijken, wegen, enz.
kunnen worden gedeclareerd op ongeveer ge
lijke wijze als de kosten van herstel van oor
logsschade. De Regering is n.l. voornemens de
wet financiering wederopbouw publiekrechte
lijke lichamen op de watersnoodramp van toe
passing te doen verklaren. Doen zich hierbij
financieringsmoeilijkheden voor, dan kan men
aan het Rijk voorschotten vragen. Voor deze
schade geldt een aftrek van „nieuw voor oud",
van maximaal 25 °/o. Wanneer men het herstel
tevens benut om verbeteringen aan te brengen
komen de meerdere kosten daarvan geheel
voor rekening van de polder.
Ten aanzien van de polders kan de conclusie
slechts zijn, dat er een sterke aantasting van de
zelfstandigheid van de getroffen polders dreigt
wij hopen dat deze tijdelijke aantasting geen
blijvende inkrimping van de polder-autonomie
na zich zal slepen en dat het gevaar meer
dan voorheen acuut is dat polders door de ge
volgen van de ramp niet meer in staat zijn,
ondanks een tot het uiterste opgevoerd geschot,
hun taak in redelijke mate te vervullen. Finan
ciële tegemoetkomingen van het Rijk met be
trekking tot een verbetering van de zeewerin
gen kunnen, indien de noodwet tot stand is
gekomen, soulaas brengen. Wanneer daarmede
gepaard zou kunnen gaan een betere verdeling
van de kosten van wegenzorg, waaraan reeds
jaren wordt gedokterd, dan zullen de Zeeuwse
polders in het algemeen de gevolgen van de
watersnood na verloop van tijd te boven kun
nen komen, met behoud van de financiële zelf
standigheid.
De taak van de gemeente is veelzijdiger dan
die van de polder. De gemeentehuishouding
wordt meer beroerd door de dynamiek van het
leven. In overeenstemming daarmede is het fi
nancieel bestel der gemeente ingewikkelder en
tevens veel meer aan wijziging onderhevig.
Tal van Zeeuwse gemeenten zijn de financiële
gevolgen van de herbouw, noodzakelijk gewor
den door de ramp van oorlog en bezetting, bij
lange na niet te boven. Zekerheid omtrent de
ten laste der gemeente blijvende kosten van de
ze herbouw bestaat in het merendeel der ge
vallen zelfs nu nog niet. In meerdere gemeen
ten zijn de herbouwwerkzaamheden nog niet
voltooid. Wel kan gezegd worden, dat de delen
van Zeeland, die het zwaarst door de ramp
van oorlog en bezetting zijn getroffen, niet
behoren tot de thans, het zwaarst getroffen,
eilanden.
Voor de tweede wereldoorlog was het ver-
zorgingspeil van de Zeeuwse plattelandsge
meenten in het algemeen laag. Hierin is sinds
dien veel ten goede gekeerd. Zeer in het alge
meen kan men constateren, dat de financiële