Donderdag 19 Februari
nen doen is hierdoor gebroken, en de genezende kracht van het
mogen helpen, heeft ons doorstroomt.
Na dit min of meer officiële afscheid, zoekt ieder voor de laatste
maal zijn kennissenkring op om ook daar afscheid te nemen. Al zijn
wij hier maar betrekkelijk kort geweest, toch hebben de meesten
vriendschapsbanden gelegd, die niet spoedig verbroken zullen wor
den.
De taken worden zo verdeeld, dat één groep met de nieuwe ploeg
mee zal varen, terwijl de anderen zullen zorgen dat de pramen naar
Burghsluis worden gebracht, om daar te worden ingescheept. Vol
gens onze berekening zullen we om ongeveer negen uur door de
stroomgaten moeten varen, omdat het dan vrijwel dood tij is. Het
schoonmaken en inladen der pramen vergt nogal wat tijd, zodat het
al negen uur is, voordat de ploeg vertrekt. Als wij nadat de verschil
lende papieren in verband met de verscheping in orde gebracht heb
ben, om ongeveer half elf in Burghsluis arriveren, zien wij de pra
men ergens tegen de kant gedrukt liggen, terwijl het ebwater met
groot geraas en hevig gekolk door de dijkgaten stroomt. Op sommige
plaatsen zijn watervallen van bijna een meter. Het lijkt vrijwel on
mogelijk om met onze platte schuiten hierdoor te komen, en daarom
hebben de mannen eerst nog maar even afgewacht. Wij weten echter
door de ervaring, die wij hier opgedaan hebben, dat als wij er nu niet
doorkomen, dit eerst pas tegen de avond mogelijk zal zijn. Zolang
kunnen we niet wachten, en na enig beraad besluiten wij maar een
poging te wagen. Voor en achter aan de praam worden lange tou
wen bevestigd, waarmee de mannen langs de dijk de boot zullen
trachten te houden. Twee man zullen in de praam blijven om zoveel
mogelijk nog te sturen.
Zodra wij de praam in de stroom gebracht hebben, schiet deze voor
uit, en de mannen op het land hebben moeite om de lijn te houden.
Het gaat goed, tot opeens de praam vastloopt op een kleirug. Deze
rug is zo hard, dat wij rustig uit de boot kunnen stappen, en zo met
alle kracht tillend, de praam er overheen krijgen. De volgende boten
moeten straks even hoger aanhouden, dan omzeilen ze deze rug. Het
water waar we nu in komen is dieper en de snelheid neemt steeds
toe. Reeds nadert de staaldraad, waar langs het veerboot je de over
kant bereikt. Men heeft ons vanaf de dijk gevolgd, en tijdig de
staaldraad zo hoog mogelijk opgetild zodat wij er prachtig onder-
57