Plotseling schiet er met een geweldige vaart een grote balk op onze praam af. Wij houden de adem inRakelings scheert hij langs ons heen. Het wordt nu werkelijk angstig. Op het open water houden de pramen zich goed, maar hoe zal het straks zijn in die vreselijke draaikolken Het water is nu zover gestegen dat wij over de rug heen kunnen. De twee motors worden aangezet en draaien op volle toeren. Zal de praam naar het roer luisteren? Opeens breekt het voortouw. Nu moet het gebeuren. Het achter touw wordt losgegooid, en meteen sleurt de stroom ons mee, naar het punt waar twee stromingen tegen elkaar inbruisen. Plotseling klinkt er een dof gekraak.er gaat een siddering door de schuit, de kop duikt in de golvenDaar gaan wijMaar neen, de praam richt zich weer op, gehoorzaam aan de drang van de motoren, en brengt ons veilig door de branding heen. Allen halen wij verlicht adem. Dat was even benauwd Nu op het open water gaat het weer best. Even verder zitten er een paar man op het dak te wachten, zo bang zijn ze, dat we hen vergeten zullen. Als wij Serooskerke binnenkomen, blijkt dat er van de nieuwe vloot nog geen kielzog te bekennen is. Ook van de andere mannen bemerken we niets. Wel zijn ze zo vriendelijk geweest om weer koffie te zetten, zodat wij ons in de kerkeraadskamer heerlijk even doorwar men kunnen. Dit is wel nodig, want onze gast, die deze tocht mee maakt op zijn korte laarzen, heeft ze al tot tweemaal toe vol gehad. Voordat we opstappen bespreken wij de toestand nog eens. Moeten wij een aantal mensen hier vannacht maar achterlaten, om zodoende de praam te verlichten? Niemand voelt er echter voor om de nacht hier door te brengen, en zo zit er niets anders op dan met zijn allen door te varen. De schuit ligt diep maar het gaat goed. We varen Serooskerke uit en schieten al aardig op in de richting van Noordwelle. Het is gruwelijk koud. Het vriest blijkbaar behoorlijk want zelfs op het zoute water vormt zich een laagje ijs. ïn het hoospad staan de mensen te kou kleumen, terwijl er één probeerd het overkomende boegwater wat weg te hosen. Je kunt zien dat hij het niet gewend is, want het is maar weinig wat hij naar buiten werkt. Voor ons uit ligt een grote open vlakte, waar de wind vrij spel heeft. Hoge rollers komen schuin op ons af. De mensen worden onrustig. „Mensen blijft toch stilstaan", klinkt het plotseling, „en jij daar hosen kerel, harder... wachc ik zal het zelf wel doen". Met een paar grote stappen is hij bij de hoosgang, juist op het moment dat een grote golf de kop van de praam omlaag drukt. Langzaam rijst de schuit weer, maar een tweede roller trekt hem nog dieper naar beneden. Er 45

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 1953 | | pagina 47