Er liggen nog dijken open!
11
Door Drs J. M. M. HORNIX.
Het is in de achter ons liggende dagen van rampspoed bijna
een gemeenplaats geworden om het oude Zeeuwse devies aan
te halen en toch, heeft men in Nederland ooit dieper en
waarlijker beseft, hoezeer deze spreuk een van de essentiële
elementen van ons volksbestaan weergeeft
Nu Nederlands erfvijand dit and voor de zo
veelste maal in de historie voor de feiten gesteld
heeft, zal het nodig zijn, dat het „Luctor et
Emergo" eveneens opnieuw bewaarheid wordt.
De strijd tegen het water is ouder dan ons land.
Zijn geschiedenis vormt een groot en belang
rijk deel van onze Vaderlandse historie. Nooit
heeft dit gevecht geheel stil gelegen. Het is een
der kenmerken van onze volksontwikkeling, dat
deze strijd ons door alle eeuwen heen, onder
welke omstandigheden van politieke aard ook,
heeft begeleid. De Nederlander leeft met en te
midden van zijn water. Hij heeft zijn land op
het water bevochten. Een oude Franse spreuk
herinnert daaraan God schiep de aarde, be
halve Holland, want dat hebben de Hollanders
zelf gedaan. Hoeveel steden en dorpen langs
onze kust getuigen er niet van, dat zij gesticht
werden bij een dam, een dijk, opgeworpen tegen
het water. Werd het werkpak, van de water-
lander, wellicht tegen onze zin, niet ons Natio
naal costuum
De eerste strijd, die onze voorouders voerden,
zou slechts verdedigend zijn. Waar de natuur
lijke wering ontbrak werden wallen, dammen en
dijken opgeworpen. Dit vroeg gezamenlijke
krachtsinspanning en kijk op het water. De
Leeghwaters en Lely's in de dop leerden echter
al spoedig aanvallend op te treden. Polders en
akkerland verrezen uit de zee en uit de meren.
De aarden wallen werden vervangen door
steenstortingen en de graspollen door bazalt-
beschoeiingen, maar desondanks deed het water
zijn aanval en vroeg om zijn tol. Het „worstel
en kom boven" stond letterlijk voor het vege
lijf redden en figuurlijk voor de wederopbouw
van huis, goed en land. Onze geschiedenis is
vol van deze verraderlijke overvallen, die dik
wijls hun naam ontleenden aan de kalender-
heiligen. Steeds weer nam men de spade ter
hand en stap voor stap werd het water terug
gebracht binnen de grenzen die de Nederlander
het stelde. Maar het bleef 's lands vijand num
mer één, hoe handig de Hollander ook werd om
het met boot en zeil te bevaren tot in vreemde
en verre oorden. Ook daar trof hij gruwelijke
stormen en opgezweepte zeeën, waarbij de daad
van het Zeeuwse devies geëist werd. Eenmaal
beheersd zijnde, was het water Neerlands com
pagnon, het leverde vruchtbare grond en handel
met andere volkeren. Het bracht Neerlands
naam tot de uithoeken der aarde.
Het drukte in zekere zin zijn stempel op de
Nederlandse volksaard. Door „eendracht sterk"
en „Je Maintiendrai" zijn slechts twee van de
vele spreuken, die ook voor de strijd tegen het
water opgaan. De Nederlander is kalm en rus
tig, woont geestelijk gaarne op zijn eigen eiland
of in zijn eigen polder, omzoomt met slootjes.
De democratie der waterschappen vloeide via
de gewesten naar zijn staatsbestel. De verdeeld
heid is hem eigen, voor geestelijke ruilverkave
ling is hij slechts node te vinden. Bedaard en
vredig leeft hij op zijn eigen erf, totdat dit, in
sommige gevallen, hem te eng en te beperkt
wordt, dan bevaart hij ook direct de internatio
nale zeeën en ligt meestal alleen vóór aan de
kop van de grote vloot.
In vrede is ons Volk politiek versplinterd, is
het staatkundig zwak en is het geneigd tot grote
twisten over kleine zaken. Geringe dijkdoorbra
ken en wat hoge vloed deren hem niet. Het
wordt slechts wakker, wanneer „Luctor et
Emergo" wordt geëist. Paniek bij enkeling op
de eigen eilandjes, die in nood doorbroken wor
den. Maar in de nood leert een Volk zich ken
nen. Dan wordt de eenheid geboren en de
samenwerking tot stand gebracht. Dan ziet men
een nieuwe geest ontwaken, in mannen en vrou
wen, in jonge en oude mensen. Er wordt ge
werkt, offers worden gebracht, men spant zich
in om het gevaar te trotseren. Levens worden
gewaagd, ja zelfs geofferd om mensen te red
den. Men is één om de rampspoed te keren, of