Voor boerderijen, kerken en scholen zijn overeenkomstige berekeningen
gemaakt. Voor andere objecten is gebruikgemaakt van hetzelfde materiaal,
met dien verstande dat de percentages per categorie voor ieder object
in overleg met deskundigen afzonderlijk, aangepast aan de aard van het
object, zijn vastgesteld.
In figuur 1 zijn de schadepercentages voor woningen na groepering in
klassen aangegeven. Men kan hieruit dus op eenvoudige wijze aflezen in
welke mate, vergelijkenderwijze de verschillende gemeenten door de ramp
getroffen werden. De. gemeenten met meer dan 207° schade zijn de volgende;
de opsomming doet zien, hoe ook in deze klasse de percentages nog ver
schillen.
'Op Zuid-Bevelands Kruiningen 42
Waarde 25 i°
Op Schouwen-Duivelands Brouwershaven 207&
Dreischor 41 7°
Duivendijke 8 97°
Eikerzee 70^
Ellemeet 757^
Haamstede 2 6^
Kerkwerve 5
Nieuwerlcerk 72 i°
Noordwelle 6lfo
Ouwerkerk 6
Serooskerke(Sch.82ft
Zierikzee 2
Op Tholens Stavenisse 567^
Op St Philipsland St Philipsland 247°
Op Goeree-Overflakkees Nieuwe Tonge 247^
Ooltgensplaat 2(tfo
Oude Tonge 317^
Stellendam 30f°
Op Voorne en Puttens Zuidland 26fo
Op Hoeksche Waards s Gravendeel 237°
Zuid-Beijerland 207°
In Westelijk Noordbrabant; Nieuw-Vossemeer 36^
De schade aan glasopstanden is met behulp van deze methode berekend (tabel 8)
De schade aan boomgaarden is voor elk gebied berekend met behulp van
gegevens over de onder water staande en gestaan hebbende oppervlakte,
waarbij rekening werd gehouden met het zoutgehalte van het water. De
Rijksdienst voor Landbouwherstel verschafte gegevens over de totale
oppervlakte van de boomgaarden, welke als verloren moeten worden beschouwd
(tabel 8).
De schade aan plantopstanden is op overeenkomstige wijze berekend
(tabel 8). Het verlies aan vee is berekend uit gegevens over de aantallen
verdronken dieren (Rijksdienst voor Landbouwherstel) en prijsgegevens
van het Bedrijfschap voor Vee en Vlees (tabellen 8 en 9)«
De schade aan de inventaris is berekend met behulp van bovenbeschreven
schadepercentages (tabel 8). De verliezen aan grondstoffen- en producten-
voorraden zijn geraamd op grond van opgaven van de Rijksdienst voor
Landbouwherstel en van het Ministerie van Landbouw, Visserij en Voedsel
voorziening. De waarde van de arbeid, die reeds verricht was aan gronden,
waarop in 1953 niet zal worden geoogst, is geschat door de Rijksdienst
voor Landbouwherstel. Dit bedrag is over de gebieden verdeeld aan de hand
van gegevens over de overstroomde oppervlakte (tabel 8).
Niet-