hallen te 's-Gravenhage, hetzij in de opslagplaatsen in Rotterdam en Amsterdam. Verkoop door derden van deze goederen was zeer streng verboden. De directeuren der vijf Opbouworganen verklaarden op 21 April in een vergadering met de Kring-Commissarissen in de provincies Zeeland, Zuid-Holland, Noord-Holland, Utrecht en Noord-Brabant, dat de gehele behoefte aan oude gedragen kleding voor slachtoffers, evacué's en re-évacué's, met de grote laatste aflevering uit de op slagplaatsen in Amsterdam aan de depots der opbouworganen, voor heden en toekomst, gedekt was (zie Bijl. XVI, pag, 83). Dit betekende het gunstig einde van het tweede stadium in de verwerking der immense voorraden goederen door de inzamelingen in binnen- en buitenland ten bate van de directe slachtoffers van de watersnoodramp bijeengekomen. De derde phase betrof het afvoeren van die ingezamelde en toen zelfs nog binnenkomende goederen, welke niet ten behoeve van de slachtoffers van de ramp werden aangewend, hetzij wegens onbruikbaarheid, hetzij dat sommige artikelen in overstelpende mate aanwezig waren. In overleg met de Regering werd besloten, dat een belangrijk gedeelte van deze gedragen kleding werd verstrekt aan behoef- tigen in Nederland, terwijl een ander gedeelte ter beschikking zou worden gesteld van de behoeftigen in het buitenland, zoals vluch telingen en d.p.'s. Bovendien werd besloten de volkomen onbruikbare goederen ten bate van het Nationaal Rampenfonds te verkopen. Het van de hand doen van deze zeer aanzienlijke voorraad heeft heel wat voeten in de aarde gehad, doch leverde uiteindelijk een vrij belangrijke bate op (zie Hoofdstuk 13). Om uitvoering te geven aan het plan de z.g.n. restant-goederen te verdelen onder behoeftigen, niet direct getroffenen, is op Dinsdag 24 Februari in het gebouw van het Hoofdbestuur onder leiding van de Heer A. van Emden een vergadering gehouden met een groot aantal vertegenwoordigers van charitatieve en kerkelijke instellingen (Zie Bijl, XVII, pag. 88). Ter vergadering werden de uitgenodigde organisaties opgewekt hun aanvragen van deze goederen met de meeste spoed in te dienen. De goederen zouden gratis, doch ongesorteerd, ter beschikking worden gesteld. Aan de instellingen en organisaties, die goederen aanvroegen, werd per circulaire medegedeeld, dat er in het algemeen geen be zwaar tegen bestond de onbruikbare goederen, welke na sortering overbleven, te verkopen. Het werd toegestaan van de opbrengst de noodzakelijk gemaakte kosten van vervoer af te trekken, waarna het restant gestort diende te worden op de rekening van het Nationaal Rampenfonds. 73

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 1953 | | pagina 84