nale Rode Kruis-verenigingen zijn ook reeds spoedig tot het inzame
len van gelden voor de slachtoffers van de watersnood in Nederland
overgegaan.
De belangstelling van internationale Rode Kruis-zijde bleek door
het detacheren bij het Hoofdbestuur van een vertegenwoordiger
van de Liga van Rode Kruis-verenigingen. De aangewezen persoon
hiervoor bleek Lt. Col. W. B. G. Reynolds te zijn, Head of the
Disaster Bureau of the Canadian Red Cross, die reeds op 6 Februari
door het Canadese Rode Kruis, tezamen met de secretaresse, Miss
Margaret Wilson, hierheen afgevaardigd, aankwam om ter plaatse
te zien, waarmee deze zustervereniging het Nederlandsche Roode
Kruis van dienst kon zijn. De permanente aanwezigheid van Col.
Reynolds heeft de besprekingen met de Liga aanmerkelijk verge
makkelijkt, vooral toen eenmaal tot uitvoering van drie grote pro
jecten voor buitenlandse rekening besloten was, t.w. het textielplan,
het agrarische wederopbouwplan en het huizenplan, waarover in een
afzonderlijk hoofdstuk meer.
Dat tot uitvoering van deze projecten met buitenlands ingezameld
en daar ter beschikking van het Nederlandsche Roode Kruis ge
houden geld, niet besloten is, zonder voortdurend overleg met de
betrokken regeringsinstanties spreekt vanzelf. Daardoor toch moest
voorkomen worden, dat grote moeilijkheden voor het economisch
leven in ons land zouden ontstaan.
De rampendepöts hebben bewezen van groot nut te zijn bij een
ramp als deze. Het was gelukkig, dat in het rampgebied vele depóts
gereed en volledig uitgerust waren, doch het viel te betreuren, dat
het bestaande plan om het aantal van 53 depóts uit te breiden tot 80
tot nu toe niet verwezenlijkt was kunnen worden door gebrek aan
fondsen.
Ook andere plannen, welke door het ontbreken van fondsen niet
konden worden uitgevoerd, zouden bij deze ramp, waren zij tijdig
verwezenlijkt, van groot nut zijn geweest, b.v. de bestaande plannen
om een Rode Kruis-luchtvaartcorps te vormen met helicoptéres en
het aanschaffen van mobilofoons.
Ter inleiding van de afdelingsgewijze verantwoording van de
hulpverlening door het Nederlandsche Roode Kruis aan de slacht
offers van de Watersnood 1953, was het goed deze globale indruk te
geven van de wijze, waarop het Hoofdbestuur, van de eerste dag af
aan, het werk, dat gedaan moest worden, heeft aangepakt.
Met nadruk moge er op worden gewezen, dat het zo voortreffe
lijke en omvangrijke werk van de Kringcommissarissen en Afdelingen,
althans in dit verslag, niet is gepubliceerd. Wij hopen, dat hun werk
zaamheden in een afzonderlijk rapport t.z.t. zullen kunnen behandeld
worden. Wij wilen hier ter plaatse echter reeds noemen het toe
gewijde werk van de drie Kringcommissarissen met hun staven,
die in het bijzonder bij de hulpverlening waren betrokken, n.l. Mr.
C. H.|Muntz te Rotterdam, Mr. J. A. Heyse te Middelburg en
Lt.-Gen. b.d. A. G. J. M. F. van der Kroon te Breda.
5