ingevuld alsmede de verwantschap tot deze. Modellen hiervan werden
ook aan de plaatselijke inlichtingen bureaux van het Nederlandsche
Roode Kruis toegezonden (zie Bijlagen XXXI en XXXII, pag.'s
151 en 152).
Met de Rijksinspectie van de Bevolkingsregisters werd overeen
gekomen alle persoonsgegevens en evacuatie-adressen van alle uit de
rampgebieden naar elders geëvacueerde personen, omtrent welke aan
vragen bij het I.B. waren binnengekomen, aan haar door te geven.
Zo mogelijk werd dan het evacuatieadres direct vermeld, anders
werd de aanvraag genoteerd voor latere beantwoording.
Aan alle binnenlandse aanvragers werd per formulier meegedeeld,
dat de aanvraag in behandeling was genomen. Zodra een evacuatie
adres bekend was geworden werd dit aan aanvrager opgegeven.
Buitenlandse aanvragen, meestal via Rode Kruis-organisaties,
werden voorlopig telegrafisch of per luchtpost beantwoord. De
P.T.T. zond aan het I.B. een groot aantal brieven en telegrammen
toe, uit het buitenland gericht aan personen in de rampgebieden,
waar zij onbestelbaar waren. Ook waren zij wel gericht aan slacht
offers en ontbrak voldoende aanduiding van de naam van afzenders.
Toch kon dikwijls aan zulke afzenders bericht worden gezonden
door terug te seinen aan het dienstnummer van het kantoor van
afzending.
Het aantal telegrammen uit het buitenland en telex-berichten uit
Indonesië in vele waarvan naar personen werd gevraagd bedroeg
ca 600.
Door onbekendheid in het buitenland met de omvang van de
ramp werden vandaar vele aanvragen naar personen buiten de ramp
gebieden ontvangen.
In ruim 200 gevallen werd uit binnen- en buitenland een aanvraag
tot adoptie van een rampweesje ontvangen. Allen werden verwezen
naar de voogdijraden en het Ministerie van Justitie.
Van alle binnen- en buitenlandse aanvragen werd een kartotheek
opgezet, die van grote waarde is gebleken voor het verstrekken van
de gevraagde inlichtingen en ook waardevolle gegevens gaf over
verwanten van de slachtoffers, onontbeerlijk om in elk geval de
naaste familieleden van overlijden of vermissing op de hoogte te
kunnen brengen.
Eind Mei hief het Ministerie van Binnenlandse Zaken de centrale
registratie bij de Rijksinspectie van de Bevolkingsregisters van alle
uit de rampgebieden geëvacueerde personen op, waardoor deze
bron voor het I.B. opdroogde. Nadien heeft slechts afwikkeling van
nog openstaande gevallen plaats gevonden terwijl nieuwe aanvragen
verwezen werden naar de gemeente van herkomst van de gezochte
waar gewoonlijk wel het adres van de geëvacueerde bekend is.
Documentatie
Onder grote aandrang van publiek en pers werd besloten tot pu
blicatie van die overlijdensgevallen, welker melding zodanig was
146