14
Het taaleigen is sterk verouderd.
Aan het didactisch element is een te grote plaats ingeruimd.
In de samenstelling van gebeden en formulieren valt een hinder
lijke zucht naar volledigheid op, die tot gevolg heeft, dat de formu
lering dikwijls theologisch te overladen en te breedsprakig is.
De commissie is van mening, dat de liturgie kort, eenvoudig en
modern moet zijn, wil zij in deze tijd nog kunnen functioneren.
Maar in dit opzicht is het Ontwerp-Dienstboek helaas weinig ge
slaagd. Op het gehele ontwerp drukt het stempel, dat het „uit de tijd"
is, hetgeen de waarde van het dienstboek ernstig vermindert.
De commissie laat het echter niet slechts bij dit negatieve oordeel
maar doet ook positieve voorstellen tot aanvulling van het Ontwerp-
Dienstboek. Het grootste deel van het rapport, vijfzevende deel, is
dan ook gewijd aan nieuwe of verbeterde liturgieën, formulieren en
gebeden.
Telkens geeft het rapport hierbij de liturg de keuze tussen meerdere
teksten, zoals trouwens het Ontwerp-Dienstboek in verschillende
orden van dienst en dikwijls op zeer centrale punten ook doet, nl.
ten aanzien van de communieteksten, de doopvragen en de omschrij
ving van de taak van ouderlingen en diakenen.
Ten aanzien van de belijdenisvragen kent het Ontwerp-Dienstboek
echter maar één formulering. Het rapport van de studiecommissie
geeft echter ook ten aanzien van de belijdenisvragen de keuze uit
verschillende formuleringen, nl. zes. „Een zekere voorkeur", schrijft
de commissie, „voor de ene formulering boven de andere houden
ook wij, maar wij willen er dringend voor pleiten ook hier verschil
lende mogelijkheden open te laten indien het vooralsnog niet mogelijk
is één voor allen aanvaardbare formulering te vinden. Het zal voor
velen een teken zijn, dat het dienstboek der kerk geen gewetens wil
dwingen."
„De commissie hoopt en verwacht", aldus beëindigt zij haar
„Woord vooraf", „dat veel gemeenten ook met de door haar ver
zamelde liturgieën een grondige proef zullen gaan nemen, opdat het
beste daaruit zijn waarde zal bewijzen en voor een verbeterd dienst
boek der kerk als bijdrage zal kunnen dienen. De commissie heeft
niet enkel de belangen en wensen van de eigen richting of modaliteit,
maar het belang der gehele kerk steeds voor ogen gehad. Zij meent
dat haar rapport ook door de hele kerk gehoord en in de toekomstige
ontwikkeling van de liturgie verdisconteerd zal moeten worden.
De eredienst kan aldus een grotere plaats krijgen in de aandacht van
de leden en gemeenten der kerk, die hier tot nu toe weinig oog voor
hadden. Ook het apostolaat t.a.v. de ontkerstenende samenleving
zal zodoende, in plaats van geschaad, gediend worden.
De commissie zou het Hoofdbestuur in overweging willen geven,
wanneer het zo ver komt, dat de classicale vergaderingen zich over
de definitieve vorm van het dienstboek hebben uit te spreken,