Asfalttoepassingen
in de waterbouwkunde
266
WATERBOUWKUNDIG TIJDSCHRIFT O.T.A.R.
dan te Hoek van Holland inplaats van hoger, zoals
men eigenlijk zou verwachten.
Dit kan liggen aan het terugkeren van het water uit
de Noordzee naar de Atlantische Oceaan, door het
Nauw van Calais. Het is echter ook mogelijk dat de
oorzaak is gelegen in het veel meer afzuigen van wa
ter door de Zeeuwse stromen dan door de Waterweg.
Opvallend is nog, dat nu de hoogste bekende stand te
Terneuzen met 73 cm, te Vlissingen en te Hansweert
met 60 cm is overschreden.
Kan het verschil van 13 cm een gevolg zijn van het
inpolderen van de Braakman of komt het alleen om
dat Vlissingen en Hansweert aan de Noordelijke oever
van de Wester-Schelde liggen en Terneuzen aan de
bij Noordelijke winden meer aan de windzijde gelegen
zuidelijke oever? De stand te Breskens 0.25 m hoger
dan te Vlissingen doet dit vermoeden.
Ook aan de overige kustplaatsen langs de Zuid-Hol
landse en Zeeuwse eilanden zijn er betekenende ver
schillen in de overschrijding van de vroegere hoogste
bekende standen. Ik heb niet kunnen nagaan in hoe
verre die verschillen vallen toe te schrijven aan het
vollopen van polders.
Te Hoek van Holland was de hoogste stand nu 3.85
m N.A.P. Rivieropwaarts rees het water niet daar
boven, bleef in tegendeel te Rotterdam 10 cm lager.
Dit had zijn oorzaak in de gelukkige omstandigheid,
dat het geen hoog water was op de bovenrivier, mo
gelijk was ook van invloed, dat de wind voor op
waaiing op de benedenrivier nog niet gunstig was
terwijl ook het tijverschil (H.W. te Rotterdam ruim
2 uur later dan te Hoek van Holland) een in mindere
mate samenvallen van astronomisch H.W. met de
grootste opstuwing tot gevolg kan hebben gehad.
Waar is de grootste opstuwing precies samengeval
len met H.W.? Waarschijnlijk was dit het geval op
plaatsen in Zeeland en langs de Zuid-Hollandse eilan
den.
Mocht dit in Vlissingen (op 1 Febr. 3 uur 24 min v.m.)
ook het geval zijn, dan valt uit onderstaand staatje op
te maken in hoeverre dit op andere plaatsen het geval
kan zijn geweest.
Te Terneuzen viel het astronomisch H.W. op 1 Febr.
jl. 31 min., te Veere 40 min. te Brouwershaven 1 uur
6 min., te Hoek van Holland 1 uur 6 min., te Hans
weert 1 uur 10 min., te Scheveningen 1 uur 16 min., te
Zierikzee 1 uur 36 min., te Tholen 1 uur 46 min., te
Wemeldinge 1 uur 52 min., te IJmuiden 1 uur 59 min.,
te Willemstad 2 uur 41 min., te Rotterdam 2 uur 43
min., te Dordrecht 3 uur 52 min., te Gorinchem 4 uur
56 min. later.
Voor enkele plaatsen waar het tijverschil met Vlis
singen meer bedraagt dan 6 uren is hieronder het ver
schil opgegeven met het vorige H.W. dus dat van
31 Januari n.m.
Den Helder 6 uur 49 min., Terschelling 4 uur 39 min.,
te Harlingen 4 uur 9 min., te Oostmahorn 3 uur 38
min., te Zoutkamp 3 uur 36 min. en te Delfzijl 2 uur
10 min. vroeger dan H.W. van 1 Febr. v.m. te Vlis
singen.
Beoosten het Bildt bleef de 31 Jan. j.l. voorgekomen
waterstand beneden de hoogste bekende stand. In de
Lauwerszee 61 cm beneden die van 1825 en 70 cm be
neden die van 1943, terwijl in de Eems te Delfzijl, de
stand van 1825 nog altijd de hoogste bekende is ge
bleven waar die van nu 133 cm beneden bleef.
De hoogste standen kwamen daar op 31 Januari voor,
dus tijdens de vloedgolf, die voorafging aan die, welke
in Zeeland zo noodlottig werd. Te Delfzijl viel het
H.W. van die vloedgolf op 1 Febr. te 1 uur 14 min.
v.m. ter hoogte van 126 cm -f- N.A.P. De grootste
opstuwing was daar 22 Dec. 1894 en wel 400 cm. Daar
31 Jan. de hoogste stand te Delfzijl 3.27 m -f- N.A.P.
was, is daar de grootste stuwing niet met H.W. samen
gevallen, tenzij die kleiner is gebleven dan de 4 m
van 1894.
Langs de gehele noordelijke kust is dit het geval
geweest.
Te Harlingen was de hoogste stand van 1825 (van
2.93 m -|- N.A.P.) in 1936 al overschreden met 26 cm.
Nu is de stand van 1936 weer overtroffen door die
van 31 Jan. j.l. met 49 cm, die van 1825 dus met 75
cm.
De commissie Lorentz heeft de grotere opstuwing ten
gevolge van het afsluiten van de Zuiderzee voor Har
lingen berekend op 60 cm.
De hoogste stand te Harlingen was nu 368 cm boven
N.A.P., het H.W. van 31 Januari jl. te 23.15 was vol
gens de getijtafel 90 cm -f- N.A.P. De opstuwing
heeft dus tenminste 368 90 278 cm bedragen.
Dit is in elk geval 26 cm meer dan de opstuwing van
13 Jan. 1916, maar ik vermoed dat bij het uitwerken
van de waarnemingen zal blijken dat de opstuwing
nog groter is geweest en de door de commissie Lorentz
berekende 60 cm is bereikt of overtroffen.
T. H.
Blijkens veel reacties, gesprekken en verzoeken om
nadere inlichtingen is mijn artikel in Otar van No
vember 1952 niet ongelezen gebleven. Dank zij de al
dus verkregen contacten heb ik weer wat geleerd en
ik wil nu gaarne van de gelegenheid gebruik maken
om ter aanvulling van mijn eerder genoemd artikel
nog een en ander wetenswaardigs te vermelden.
1. Het maken van een asfaltbekleding op een onder
waterbeloop door uitgieten van de specie ter
plaatse.
In beginsel bestaat de eenvoudigste werkwijze ook bij
het bekleden van een onderwatertalud in het uitgieten
van het asfaltmengsel op het te bekleden beloop. In
de praktijk levert dit bezwaren op, omdat men niet
ziet wat men doet, zodat men het werk niet nauw
keurig in de hand heeft. Verder ondervindt men tech
nische moeilijkheden bij de uitvoering, omdat er kans
bestaat op verstoppen van buisleidingen, enz.
De Bataafse Petroleum Maatschappij heeft in 1949 bij
de petroleum-installatie te Pernis een onderwaterbe
loop bekleed, met een gietasfaltmengsel, dat direct op
het beloop is uitgegoten. De beklede oppervlakte was
30 x 55 m groot en reikte tot 6 m onder water.
Het mengsel, dat bestond uit 70% duinzand, 20% as-
faltbitumen (penetratie 80-100) en 10% vulstof, is uit