BRESKENSCHE COURANT Nieuws- en Advertentieblad voor geheel Zeeuwsch-Vlaanderen W. D. Verschijnt iederen DINSDAG- en VRIJDAGAVOND. Telefoon 2L Postgiro 50895 Uitgave E. BOOM-BLIEK - Breskens De Redevoering van Chamberlain Britsche voorbereidingen voor het koninklijk bezoek aan Canada. Het groote Probleem. Dwazer kan het bijna niet. 48ste Jaargang Dinsdag 21 Maart 1939 Nummer 4'24 ABONNEMENTSPRIJS Per drie maanden I 1.25 Buiten Breskens per drie maanden f 1 40 Franco per post Buitenland per jaar f 6.50 Alles bij vooruitbetaling. ADVERTENTIEPRIJS Van 1-5 regels 10,75. Iedere regel meer 10; 15. Ingez. Med 30 ct. per regel Abonnements-advertenties groote korting. Kleine Advertenties tot hoogstens 5 regels f 0.40 (bij vooruitbetaling) Minister-president Chamberlain heeft Vrijdagavond te Birmingham zijn met spanning tegemoet geziene redevoering uit gesproken. Na er op gewezen te hebben, dat hij vandaag zeventig jaar wordt en hoopt nog eenige jaren te mogen leven om den staat naar beste vermogen te dienen, wanneer dat gewenscht mocht zijn, ging hij onmid dellijk over tot het eigenlijke onderwerp van zijn rede, n.l. „de geweldige gebeurte nissen, die deze week in Europa hebben plaats gegrepen". Eén ding is zeker, aldus spreker, de openbare meening in de wereld heeft een zwaarder schok gekregen dan haar ooit was toegebracht, zelfs door het huidige regime in Duitschland. Wat de gevolgen kunnen zijn van deze diepe beroering der gemoederen der menschen, kan nog niet worden voorspeld, maar ik ben er zeker van, dat zij vérstrekkend moet zijn in haar resultaten voor de toekomst. Voortgaande zei Chamberlain o.m. Het denkbeeld is uitgesproken, dat de bezet ting van Tsjecho-Slowakije het recht- streeksche gevolg is geweest van de bezoe ken, die ik den vorigen herfst aan Duitsch land heb gebracht en dat, aangezien het resultaat der recente gebeurtenissen ge weest is een verscheuren van de regeling, die te München tot stand was gebracht, hierdoor bewezen is, dat deze bezoeken ge heel onjuist waren. Gezegd is, dat aangezien dit een per soonlijke politiek van den eesten minister was, de blaam voor het lot van Tsjecho- Slowakije op zijn schouders moet rusten. Dat is een volkomen onverdedigbare con clusie. Ik ben den vorigen herfst naar Duitschland gegaan in de eerste en be langrijkste plaats, omdat dat mij, in wat een bijna wanhopigen toestand bleek te zijn, toescheen, de eenige kans te beiden, op een afwenden van een Europeeschen oorlog. Ik mag u er aan herinneren, dat toen de eerste aankondiging kwam, dat ik naar Duitschland ging, geen stem opging om critiek uit te oefenen. Iedereen juichte die poging toe, doch eerst later, toen bleek, dat de resultaten der uiteindelijke regeling minder waren dan de verwachtingen van sommigen, die de feiten niet volledig op waarde schatten, begon de aanval en zelfs toen werd geen afkeuring uitgesproken over het bezoek, maar over de termen der regeling. Ik heb nooit ontkend, dat de voorwaarden, die ik in staat was te Mün chen te verkrijgen, niet zoo waren als ik zelf gewenscht zou hebben, maar gelijk ik toen uiteenzette had ik niet met een nieuw probleem te doen. Het ging hier om iets, dat steeds bestaan had sedert het verdrag van Versailles, een probleem, dat lang ge leden had behooren te worden opgelost, wanneer slechts de staatslieden der laatste 20 jaar een breeder en meer verlicht inzicht hadden gehad in hun plichten. Ik had nog een tweede doel toen ik naar Muenchen ging, nl. de politiek te bevor deren, die ik steeds gevoerd heb vanaf het oogenblik, waarop ik mijn tegenwoordige positie bekleed. De politiek, die soms ge noemd wordt een Europeesche tevreden stelling, ofschoon ik zelf niet meen, dat dit een zeer gelukkige term i9, of een woord, dat nauwkeurig de bedoeling oms-chryft. Wilde die politiek slagen, dan was het van essentieel belang, diat geen mogendheid er naar zou streven de algemeene overheer- sching te verkregen van Europa, maar dat een ieder zich ermede tevreden zou stellen redelijke faciliteiten te verkrijgen voor de ontwikkeling van zijn eigen hulpbronnen, zijn eigen aandeel te verzekeren in den in ternationalen handel, en de levensvoor waarden van zijn eigen volk te verbeteren Toen ik naar Muenchen ging, hoopte ik door persoonlijk contact er achter te ko men, wat Hitier voor den geest stond en of het waarschijnlijk was, dat hij zou wil len samenwerken bij een program van dien aard. De sfeer, waarin onze besprekingen gevoerd werden, was niet zeer gunstig, omdat wjj midden in een acute crisis za ten. Desalniettemin had ik toch in de tus- schenpoozen tusschen de officieele bespre kingen eenige gelegenheden om met hem te spreken en zijn opvattingen te verne men en ik dacht, dat de resultaten niet geheel onbevredigend waren. Toen ik terugkeerde na myn tweede be zoek, deelde ik het Lagerhuis de bespre kingen mede, die ik met Hitler had ge voerd, waarover ik zei, dat hy, met groo- ten ernst sprekende, herhaald had wat hy reeds te Berchtesgaden gezegd had, n.l. dat dit de laatste territoriale ambitie van hem in Europa was en dat hy niet den wensch had om in het Duitsche rijk menschen op te nemen van andere rassen dan de Duit- schers. En Hitier zelf bevestigde dit ver slag van het gesprek in een redevoering in het Sportpalast te Berlijn, toen hij zei „Dit is de laatste territoriale eisch, die ik in Europa heb te stellen." En even later zeide hij in dezelfde redevoering „Ik ver zekerde Chamberlain en ik leg daar thans den nadruk op, dat wanneer dit probleem is opgelost, Duitschland geen territoriale problemen in Europa meer heeft". Hitier voegde daaraan toe „Ik zal niet meer ge ïnteresseerd zijn in den Tsjecho-Slowaak- schen staat en ik kan garandeeren, dat wij geen Tsjechen willen hebben." Vervolgens staat in de overeenkomst van Muenchen zelve, die de handteekening draagt van Hitier, deze clausule: „De de finitieve vaststelling der grenzen zal uit gevoerd worden door een internationale commissie" de definitieve vaststelling. Ten slotte verklaarden wij in de verkla ring, die hij en ik tezamen onderteekenden in Muenchen, dat iedere andere kwestie, die onze beide landen zou kunnen betref fen, behandeld zou worden door de metho de van overleg. Met het oog op deze herhaalde verzeke ringen, die mij vrijwillig gegeven waren, achtte ik mij gerechtvaardigd, daarop de hoop te grondvesten, dat wanneer een maal deze Tsjecho-Slowaaksche kwestie geregeld was, het mogelijk zou zijn de po litiek van bevrediging, die ik beschreven heb, verder te voeren. Desondanks echter was ik tegelijkertijd niet bereid de voorzorgsmaatregelen te la ten verslappen voor ik er zeker van was, da die politiek gevestigd was en aanvaard door anderen. En daarom werd na Muen chen ons defensieprogram inderdaad ver sneld (toejuichingen). En het werd zoo ver uitgebreid, dat verbetering werd gebracht in zekere zwakheden, 1ie aan het licht waren getreden tijdens de crisis. Ik ben er van overtuigd, dat na Muen chen de groote meerderheid van het Brit- sche volk mijn hoop deelde en vurig wenschte, dat die politiek voortgezet zou worden. Vandaag echter deel ik hun teleurstel ling, hun verontwaardiging, dat die hoop zoo moedwillig de bodem is ingeslagen. Hoe kunnen de gebeurtenissen, die deze week geschied zyn, in overeenstemming worden gebracht met die verzekeringen, welke ik U heb voorgelezen? Als mede-onderteekenaar van de over eenkomst van Muenchen, had ik stellig het recht, wanneer Hitier \an meening was, dat zij ongedaan gemaakt moest worden, op dat overleg, waarvoor een bepaling is opgenomen in de Muenchensche verkla ring. In plaats daarvan heeft hij het recht in zyn eigen handen genomen. Nog voor de Tsjechische president ge plaatst werd tegenover de eischen, waar tegen hij niet bij machte was tegenstand te bieden, waren de Duitsche troepen in beweging gebracht. Volgens de gisteren te Praag uitgegeven proclamatie zijn Bohemen en Moravië in gelijfd bij het Duitsche rijk. Wie zou zyn hart niet in sympathie voe len uitgaan naar dat trotsche, dappere volk, diat zoo plotseling is onderworpen aan deze bezoekingen, welks vrijheden worden gekortwiekt en welks nationale onafhan kelijkheid verdwenen is. Wat is er gewor den van hen, die zeiden geen territoriale ambities meer te hebben? Wat is er geworden van de verzekerin gen „Wij willen geen Tsjechen in het rijk." Wat is hier voor rekening gehouden met dat beginsel van zelfbeschikking, dat Hitier zoo heftig met mij beredeneerde in Berchtesgaden, toen hrj mij vroeg om af scheiding van het Sudetenland van Tsje cho-Slowakije en de insluiting daarvan in het Duitsche rijk? Komt de vraag niet onvermijdelijk in on zen geest op Wanneer het zoo gemakkelijk is om de goede reden te vinden voor het negeeren van zoo plechtig en herhaaldelijk gegeven verzekeringen, welk vertrouwen kunnen wij dan stellen in eenigerlei andere verzekeringen van denzelfden kant? De gebeurtenissen, die deze week zijn voorgevallen, schijnen, door hun volledig over het hoofd zien van de beginselen, die door de Duitsche regeering zelf waren vast gelegd, onder een andere categorie te val len en moeten ons allen ons doen afvragen „Is dit het einde van een oud avontuur of het begin van een nieuw?" Is dit de laatste aanval op een kleinen staat of moet die gevolgd worden door andere Is dit inderdaad een stap in de richting van een poging tot overheersching der wereld door geweld? Dit zijn ernstige zwaar wegende vragen. Er zijn reeds aanwijzingen, dat het pro ces is begonnen en het ligt voor de hand, dat het waarschijnlijk is, dat dit proces thans versneld zal worden. Wrj zelf zullen ons natuurlijk het eerst wenden tot onze deelgenooten in het Brit- sche gemeenebest van volkeren en tot Frankrijk, waarmede wij zoo nauw verbon den zijn en ik twijfel er niet aan, dat ook anderen, die weten dat wrj niet geïnteres seerd zijn in Zuidoost Europa den wensch zullen hebben onzen raad en ons advies te krijgen. In Groot Brittannië moeten wij al len de positie opnieuw onder oogen zien, met dat gevoel van verantwoordelijkheid, dat haar ernst eischt. Niets moet uitge sloten worden uit dit opnieuw onder oogen zien, wat van belang Is voor de nationale veiligheid. Zijn rede besluitende zei Chamberlain „Ik ben er van overtuigd dat ik voor deze verklaring niet alleen den steun, de sympa thie en het vertrouwen van de mannen en vrouwen in mijn eigen land heb, maar dat ik óók de goedkeuring zal oogsten van het geheele Britsche rijk en van alle naties die waarlijk den vrede op prijs stellen, maar die de vrijheid op nog hooger waarde schatten. Het gehoor van Chamberlain, dat bestond uit leden van een conservatieve vereeniging heeft met algemeene stemmen een resolutie aangenomen waarin „onverzwakt vertrou wen" in Chamberlain's leiderschap tot uit drukking wordt gebracht. In antwoord op deze resolutie zei Cham berlain Wy gehoeven niet terneergeslagen te zijn, dit is een groote machtige natie, veel machtiger dan wij nog slechts 6 maan den geleden waren. Daden van geweld, en onrechtvaardigheid brengen vroeger of later haar eigen loon met zich mede. Elk dezer invallen roept nieuwe gevaren voor Duitschland in de toekomst op en ik waag te voorspellen, dat het tenslotte bitter zal betreuren wat haar regeering gedaan heeft. 0 Bewaker van de kroonj'uweelen benoemd. Millioenenschat in den broekzak. Dezer dagen werd een lyst samengesteld van de juweelen, die het Engelsche konings paar mede zal nemen op zijn reis naar Canada en de Vereenigde Staten. Tegelij kertijd benoemde men den bewaker van deze juweelen, een speciale beambte van Scotland Yard, die nu dag en nacht over dezen millioenenschat te waken heeft. Wanneer men naar Londen komt en naar de kroonschatten vraagt, wordt men naar den Tower gestuurd, waar in streng be waakte vitrines de belangrijkste krooninsig- nes van Engeland liggen. Maar deze kroon- juweelen zijn slechts een klein deel van den eigenleken juweelenschat, die op grond van bepaalde documenten in staatsbezit en par ticulier eigendom gescheiden is. Een deel daarvan bevindt zich in het Buckingham- Paleis, daaronder bijv. de beroemde Koh-i- noor, het kroonjuweel van de koningin, een particulier geschenk aan koningin Victoria. Verder liggen een aantal kroonjuweelen in het slot Windsor en op eenige andere plaatsen in Engeland steeds veilig be waard achter dikke safe-wanden. Op het oogenblik heeft men het grootste deel van deze juweelen reeds uit de safes gehaald en overgebracht in speciale cassettes, die mede op reis zullen worden genomen. Aan lange reizen gewend. Deze steenen zijn voor een groot deel aan lange reizen gewend, hoewel zij voor de eerste maal den Oceaan oversteken. Nemen wij slechts den reeds genoemden Koh-i- noor hij heeft in den geheelen Oriënt rond gezworven. Met hem is de geschiedenis van den laatsten Mogol van Indië, Mohammed Sjah, nauw verbonden. Deze Mohammed Sjah was door den Perzischen Nadir Sjah in een bloedigen slag overwonnen en ge vangen genomen. Nadir Sjah behandelde zijn gevangene goed, wyl hij wist, dat deze onder zijn schatten den beroemden Koh-i- noor verborgen hield. Maar niemand wist, waar de steen was. Nu had echter Nadir Sjah aan zijn ge vangene tot gezelschap een schoonheid uit zijn harem gegeven. Deze schoone vrouw wist Mohammed Sjah aan het praten te krijgen. De edelsteen bevond zich in den tulband van den Indischen vorst. Toen op zekeren dag Nadir Sjah zijn gevangene bij zich uitnoodigde, stelde hy hem als blijk van vriendschap voor van tulband te wis selen en Mohammed Sjah kon niet weige ren. Nauwelijks had Nadir Sjah den tulband in zijn bezit of hij liet zijn gevangene weg voeren. De Koh-i-noor, de Berg van het Licht, was jn zyn handen gevallen. Toen de Britsche Oost-Indische Compag nie op zekeren dag besloot koningin Vic toria den Koh-i-noor ten geschenke te ge ven, vroeg men eerst de meening van een Indischen yoghi over dezen steen. Deze ver klaarde „De Koh-i-noor is van nature voor de vrouw en niet voor den man bestemd. Nooit mag een mannelijke heerscher den steen dragen of Indië zal voor den blan ken vorst verloren zijn". De steen vertrouwde men daarna toe aan sir John Lawrence, die hem persoonlijk aan koningin Victoria, tezamen met de waar schuwing van den yoghi moest overhandi gen. Lawrence dacht er niet aan bijzondere voorzorgsmaatregelen te nemen. Hrj droeg den steen gewoon in zijn broekzak, ten rechte aannemende, dat daar wel niemand naar een mülioenschat zou zoeken. Een voddenraapster vond den diamant. De grootste op het oogenblik bekende diamant glinstert in den koninklijken scep ter. Het is de wereldberoemde Cullinan, die in Pretoria door een zekeren Fred Wells met een zakmes uit de aarde gegraven werd. Hy hield deze kolos oorspronkelijk voor een stuk kwarts. De steen had een gewicht van bijna twee pond. Een ander pracht stuk der juweelenver zameling is een geheel ronde diamant, waarop, volgens een bijzonder procédé, de Oceanen en continenten der aarde aange geven zijn. Toen een juwelier een kleine reparatie aan deze globe moest verrichten, verdween op een tot nog toe niet opge helderde wijze het juweel. Vele jaren later kwam een voddenraap ster opgewonden naar Scotland Yard. Zij had op de Londensche oudroest-markt een hoop lorren gekocht. Bij het sorteeren vond zij den steen. Niemand weet, hoe de be- I roemde steen op de voddenmarkt terecht kwam, om daar voor een paar pence ge kocht te worden. Achteraf bleek, dat in de geheele Ver eenigde Staten niemand den moed gemist zou hebben, zich het eten zonder eenige hartklopping te laten smaken En men noemde mr. Gumpertz „Den man met een nieuwe, brillante idee." Eenige dagen later noodigde een groote New Yorksche uitgever zijn kennissen voor de volgende „dwaze party" uit. Iedere gast kreeg een paard ter beschikking gesteld, dat hy bestijgen moest. Daarna werd op lederen paardenrug een tafel van een spe ciale constructie aangebracht en op deze tafel serveerde men de spijzen en dranken. De vraag was, wie het langst in het zadel zou kunnen bljjven? Dat was geen kunst stuk? Toch De paarden kregen namelijk eveneens te eten en wel gerst en haver in champagne gedrenkt. De champagne smaakte den dieren klaarblijkelijk uitste kend en tenslotte zagen zij zelfs van de gerst en haver af. Alcoholische dranken werden natuurlijk ook aan de gasten op gediend en na twee uren was uit het eerst zeer ingetogen gezelschap te paard, een bende van je welste geworden. In welke harmonie de avond eindigde, is helaas niet gepubliceerd. Amerika's nieuwste sporten. Men vindt in Amerika zekere kringen, die slechts voor één ding schijnen te le ven sensatie tot iederen prijs. Die in een tijd, dat de staten onder een groote werk loosheid gebukt gaan, voor een enkele partij" honderdduizenden dollars uitgeven en dat slechts, om weer eens van zich te doen spreken. Mr. S. W. Gumpertz is Amerika's amu sementskoning. Hij is de stichter van het „Droomland" op Coney Island, Amerika's grootste amusementspark. En wanneer in Amerika groote „shows" worden gegeven, kan men er zeker van zijn, dat mr. Gum pertz tot de organisatoren behoort. On langs gaf hij een groote partij voor zijn zakenvrienden en kennissen. Voor dit doel verstuurde hij uitnoodigingen voor een .leeuwenpartij". Teen zijn gasten in de groote eetzaal verzameld waren, traden acht olifanten binnen. Zij droegen schotels en servetten. Een bediende was iederen olifant bjj het overreiken der spijzen be hulpzaam. Na de soep trokken de olifanten drie leeuwenkooien de eetzaal binnen, die on middellijk werden geopend. De leeuwen legden zich als aardige honden aan de voe ten der gasten neer en mochten ook ge voederd worden. De gasten hadden intus- chen den plicht, zich niet van hun plaats te begeven. Wenschten zij desondanks het teeken geven. Dan kwam een olifant, hief de stoel met den daarop zittenden menscb op en bracht hem naar buiten. Voor. deze „party" waren 85 menschen uitgenoodigd. Om 11 uur zaten aan de lange tafel nog slechts vier personen, de anderen hadden den moed verloren, weer terug te komen. Den volgenden dag was de „leeuwen party" van mr. Gumpertz op aller lippen natuurlijk lachte een ieder over de angstig gasten, die den moed verloren hadden en zonder afscheid van den gast heer genomen te hebben, verdwenen waren. Wanneer men op het oogenblik in het Verre Oosten honderd bekwamen en on- partijdigen lieden naar hun meening over den afloop van den ChineeschJapanschen oorlog vraagt, zal de eene helft met vele argumenten een Chineesche, de andere helft met even groote overtuigingskracht een Japansche overwinning voorspellen. Dit fenomeen is des te opmerkelijker, wijl deze tegenstrijdige meeningen vertegen woordigd worden door menschen, die sinds tientallen jaren als uitstekende kenners van de verhoudingen in het Verre Oosten leven en wier objectiviteit boven iedere verdenking verheven is. Daarbij zyn beide richtingen en ook dat is weer het ty pische het op een punt volkomen eens mag nu China of Japan den oorlog win nen met de oude heerschappij der vreemdelingen in het Verre Oosten is het gedaan Dat heeft Japan meer dan een maal duidelijk verklaard en zelfs het doel van den oorlog genoemd. En daar in dezen oorlog - dat is het andere fenomeen het Chineesche nationalisme ontwaakt ia, zal ook een triomfeerend China langza merhand de voogdij der „vreemdelingen" van zich afschudden. Logischerwijs kan dus het Westen noch bij een Chineesche, noch bij een Japansche overwinning voordeel hebben. Men vraagt zich slechts af „Wat is het kleinste kwaad? Een Japansche of een Chineesche overwinning?" Dit probleem bespreekt het uitstekende, hier in het Verre Oosten verschijnende tijdschrift „The China Journal" In zijn laatste nummer. Of juister gezegd het stelt de beide thesen „Japansche" resp. „Chineesche overwinning" tegenover elkaar en maakt de balans op. En deze balans luidt „Wie heeft gelijk? Wij weten het nietWij gelooven slechts, dat de tijd het antwoord zal geven en misschien spoediger dan men tot nog toe aangenomen heeft Met dit antwoord alleen, dat en ook dit is kenmerkend voor de algemeene be oordeeling der situatie het Orakel van Delphi alle eer zou hebben aangedaan, vermag de „man in het Verre Westen" begrijpelijkerwijs eerst recht niets te be ginnen. Dus blijft er niets anders over, dan hem een blik te laten slaan in de „balans" van de „China Journal". De argumenten der Japansche „richting". Als het Japansche doel van den oorlog beschouwt men de verjaging van de Kwo rn Lutang-regeering (Tsjiang Kai-sjek), het breken van den Europeeschen en Ameri- kaanschen invloed ii China en het sluiten van een vrede, die de gebrachte offers loont. En wel dat is nu eenmaal de oorlog zeer goed loont. De verwerkelijking van dit doel is niet meer tegen te houden. Japan heeft groote deelen van China bezet, controleert de spoorwegen, het systeem der invoerrechten, de havensteden, de Jangtse, de Paarlrivier en de belangrijkste economische centra van China. Daar nu echter het voornaamste doel der Japanners de economische hege monie over China is, behoeven zy slechts

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1939 | | pagina 1