BRESKENSCHE COURANT Nieuws- en Advertentieblad voor geheel Zeeuwsch-Vlaanderen W. D. Het vreeselijk geheim, BOEKENWEEK Verschijnt iederen DINSDAG- en VRIJDAGAVOND. Telefoon 21. Postgiro 50895 Uitgave E. Ë00M-BLIEK - Breskens 3®wceu\e 3voe^e- Het Duitsche Weenen. FEUILLETON Kon. Boekhandel E. Boom-Bliek, Breskens. 47ste Jaargang |Dinsdag 29 Maart 1938 Nummer 4325 I ABONNEMENTSPRIJS: Per drie maanden f 1.25 Buiten Breskens per drie maanden f 1 40 Franco per post Buitenland per jaar f 6.50 Alles bij vooruitbetaling. ADVERTENTIEPRIJS Van 1-5 regels 10,75 Iedere regel meer I0;15. Ingez. Med. 30 ct. per regel Abonnements-advertenties groote korting. Kleine Advertenties tot hoogstens 5 regels f 0.40 (bij vooruitbetaling) 0 Voor schoolgeld waarvan de biljetten op 10 December 1938 zijn uitgereikt wordt nog gelegenheid tot betaling gegeven op Donderdag 31 Maart a.S. Daarna zal tot vervolging worden overgegaan. Zaterdagavond heeft Göring, de Duitsche generaal-veldmaarschalk te Weenen een groote rede gehouden, waarin hij de Oostenrijkers aankondig de hoe hij ze zal inschakelen in het vier-jarenplan. En aan het einde van dit vier-jaren plan moeten de Joden uit Weenen weg zijn. Bürckel, de vertegenwoordiger van den Führer, voor het plebisciet, heeft enkele malen dreigementen geuit tegen die lieden, die op eigen houtje de huizen van Joden en politieke tegen standers binnendrongen en geld en kostbaarheden in bezit namen. Com munisten of provocateurs, heette het in de proclamaties, waren dit, die dat deden, zij die met de nationaal-socia- listische beweging niets uitstaande hadden. En de nationaal-socialisten die op hun eigen houtje zich daaraan wel schuldig maakten, werd bevolen zich onmiddellijk aan te melden, opdat het in beslag genomene moest afgedragen worden aan de leiding. Begrijpelijk was men beducht voor den wrok waarmede de Oostenrijksche legionnairs bezield zijn, waarvan er nog 20.000 in Duitschland snakken naar het oogenblik dat zij naar hun vaderland mogen terugkeeren en dat men ze daarom nog eenigen tijd daar houdt. In deze groote rede heeft Göting, als rechterhand van den Führer, er met 17. Weliswaar had hij bitter berouw gehad over zijn woorden, maar toen was het te laat en hij heeft Valeska, niettegenstaande alle nasporingen, niet meer kunnen terugvinden. En nu bekende hij het zwaarste deel zijner schuld. Hij had, nadat Valeska verdwenen was, terstond naar zijn oom moeten ijlen, om hem het ge beurde mede te deelen. waarna men waarschijnlijk Valeska nog wel had kunnen opsporen. In plaats daarvan had hij lafhartig gezwegen en, nog lafhattiger, geloochend, uit vrees dat zijn oom niet alleen toornig zou zijn over Valeska's vlucht, maar ook boos en bedroefd over haar verlies. Hij had, voor het slimste geval, onterving ge vreesd en zoo had hij Valeska opge offerd. Dat was niet te verontschul digen en kon hem bezwaarlijk verge ven worden. Hij zelf had over zijn daadhet innigste berouw en toen hij later het verschrikkelijke lot van Va leska vernam, had hij onbeschrijfelijk veel geleden. En toch had de lafhar tige vrees hem niet verlaten, zoodat hij zijn noodlottig zwijgen had volge heel zijn gezag op gewezen, dat Wee nen met zijn 300.000 Joden dit aan tal is zeker tweemaal zoo groot geen Duitsche stad genoemd mag wor den, zoolang deze daar zijn, en hij het tot een zuiver Duitsche stad zal maken. Hij heeft den Joden dan ook aange kondigd, dat ze er uit zullen moeten. Maar zijn uitdrukkelijke wensch is, dat dit niet geschieden mag met eigen machtige en domme maatregelen, doch stelselmatig, zonder gevoelens van haat, volgens de wetten en bevelen van boven. En is het vier-jarenplan ten einde, dan moeten de Joden uit Weenen ver dreven zijn. Dan moet Weenen van Joden gezuiverd zijn. Voorts pleitte hij ook voor de andere overwonnenen. Hij bestreed de ge ruchten, welke de tegenstanders ver spreiden, ook, dat volgens hetwelk na den lOden April, dus den dag van het plebisciet, de wraakneming op de tegenstanders eerst recht zal beginnen, dat dan de „dag der lange messen" zal komen; enz. Hij verklaarde daarbij te begrijpen, dat die tegenstanders, die zich schuldig voelen, zoo iets vreezen; hij gaf ook toe dat velen dat dubbel en dwars verdiend hadden; maar wees er met bijzonderen nadruk op, dat slechts volgens recht en wet mag ge handeld worden en dat in Duitschland slechts bij den Führer het recht over dood en leven ligt, en dat niemand anders zich dat mag toeeigenen. Hij waarschuwde op dreigenden toon, wie dan ook, zelf rechtertje te gaan spelen. Deze deelen van zijn redevoering, evenals de verzachtende omstandighe den pleiten voor zoo velen der tegen standers, ook onder de legitimisten, die zelf misleid waren of te goeder trouw handelden, vonden bij de toehoorders lailg niet denzelfden bijval als die dee len, waar hij aankondigde, wat hij reeds besloten heeft en nog zal besluiten, om werkloosheid en de ellende in Oosten rijk niet slechts op te heffen maar om zelfs, evenals in het overige Duitsch land een tekort aan werkkrachten te doen ontstaan. De nationaal-socialisten van Weenen en zij, die naar deze redevoering heb ben geluisterd, weten nu hoe de mach tige minister-president met groote stem verheffing heeft verkondigd, dat geen verder broederbloed mag vloeien; dat er een orde in Duitsche geest moet gesticht worden en dat deze orde en houden, tot op het oogenblik, dat de dood hem nabij was- De wrekende gerechtigheid had hem achterhaald en hij ondervond nu de rechtmatige straf voor zijn zware schuld. Wernecks toorn was verschrikkelijk om aan te zien, doch de dwaling, waarin hij zelf verkeerd had ten op zichte van Arno Von Pahlen, stemde hem zachter tegenover zijn neef. Hij vergaf deze, hoewel het hem veel moeite kostte. Ik wil u vergeveD, zeide hij en moge Gods barmhartigheid uw leven sparen, maar onder mijn oogen zult gij niet meer leven. Gij zijt de zoon van mijn broeder, doch gij hebt het leven verstoord van het meisje, dat mij een dierbare nalatenschap was, waarvan ik voor Gods rechterstoel rekenschap zal moeten afleggen. Leef en genees, maar verdwijn dan uit mijn oogen. Mocht gij u in uw verder leven beter gedragen en door een oprecht berouw Gods genade voor uw zonden verwervenl Mijn testament zal ik niet veranderen; het geld, dat ik eenmaal voor u bestemd heb, zult gij ontvan gen, wanneer mijn oogen gesloten zullen zijn en God leer mij vergeten, wat gij mij en de mijnen aangedaan hebt Robert stierf dien kerstnacht niet. Mijnheer Werneck en zijn dochter keerden na de noodige besprekingen met Arno Von Pahlen naar Allenhof discipline moeten gehandhaafd worden en provocaties moeten ophouden. Wanneer de nationaal-socialisten dus grootmoedig willen zijn met hun tegen standers. dan moeten dezen vooral niet denken, dat dit zwakheid zou be lui den. Wat geschiedde is voorbij; maar wie thans nog de voor goed voorbij zijnde legitimistische droomen zou wil len najagen, hetzij dat hij een kleine arbeider is dan wel een vroegere aarts hertog, zal als landverrader de geheele strengheid van de wet te voelen krijgen. Göring, die zijn bekende uitingen over zijn lievelingswapen, de luchtvloot, nog eens met nadruk herhaalde, en die o.a. verzekerde, dat Duitschland zich wat dit wapen betreft, geheel en al de meerdere voelde, heeft den Oos tenrijkers veel gebracht en beloofd en veel bedenkingen tegen den „Anschluss" trachten weg te nemen. Afwachten is dus de boodschap. Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Zeeuwsch- Vlaanderen te Terneuzen. o In de Zaterdag gehouden vergadering waren afwezig de leden der afdeeling Grootbedrijf, de heeren R. V. H. Ver- schaffel en J. F. de Klerk, en het lid der afdeeling Kleinbedrijf, de heer A van 't Hoff. De Voorzitter opende de vergadering door het uitspreken eener rede, waarin hij de werkzaamheden van het afge- loopen jaar releveerde. Dpze rede werd door den heer De Vrieze, als oudste lid in jaren, be antwoord. Hierna werden herkozen tot voor zitter der Kamer de heer J. A. van Rompu, tot Voorzitter der afdeeling Grootbedrijf de heer P. A. Neeteson, tot diens plaatsvervanger de heer I. van Melle, tot voorzitter der afdeeling Kleinbedrijf de heer J. M. Oggel en tot diens plaatsvervanger de heer A. de Vrieze. Vervolgens werden benoemd de le den der verschillende commissies, te weten, der financieele commissie, der commissie voor het Handelsregister, der commissie belast met de uitvoering der wet regelende het uitverkoopen en opruimen in het winkelbedrijf, en terug. De gasten hadden hen welis waar gemist, maar ik had zoo goed mogelijk hun afwezigheid verontschul digd en de gebeurtenissen van dezen nacht werden eerst later bekend. VII. Terwijl op Kerstmorgen de klokken luidden, verscheen tot algemeene ver bazing Arno Von Pahlen op het land goed. Iedereen kende er de vijand schap, die er bestond tusschen hem en den landheer, hoewel de oorzaak minder goed bekend was; maar aller harten jubelden op het zien van den in den geheelen omtrek zoo zeer be minden jongeman. Irmgard scheen in den laatsten nacht weder jaren jonger geworden te zijn. Welk een welkomst werd den nieuwen gast bereid! Toen ik hem naast Irmgard zag staan, geloofde ik nooit een schooner paar gezien te hebben. Geen wonder, dat zij hem beminde, maar wel verwonderde het mij, dat op hem ooit de minste schaduw van ver - denking had kunnen vallen. Voor mij is deze kerstdag de schoon ste herinnering uit mijn leven en wan neer ik aau hem denk, dan klopt mijn hart sneller van de reinste vreugde. Nadat het vroolijke feestmaal ge ëindigd was en de gasten zich ver wijderd of ter ruste begeven hadden, riep mijnheer Werneck Arno en zijn der commissie tot uitvoering der Ves tigingswet Kleinbedrijf. Mededeeling werd gedaan van een dankbetuiging voor de belangstelling van wege de Kamer betoond bij het 100-jarig bestaan van het kantoor der posterijen te Ter Neuzen en Je Oost burg, op 1 Januari 1.1. Naar aanleiding van het schrijven door de Kamer gericht tot de ge meentebesturen in Zeeuwsch-Vlaande ren, om zich te onthouden van mede werking aan de stichting van een cen traal inkoopbureau van de Vereeniging van Nederlandsche gemeenten met uit schakeling van den plaatselijken mid denstand, is een betuiging van instem ming ontvangen van het gemeentebe stuur van St. Jansteen. Door het Bureau is uitvoerig mede deeling gedaan van de stappen door de Kamer gedaan in verband met de door de Belgische regeering tegen 1 Januari 1.1. uitgevaardigde belemmerin gen van het verkeer naar België met huur-auto's en autobussen. De Kamer besloot zich ook tot den Minister van Waterstaat te wenden, met verzoek te bevorderen dat in de toekomst een soepeler houding zal worden inachtgcnomen tegenover ver zoeken om van uit Zeeuwsch-Vlaande ren excursies naar het overig deel van Nederland te mogen maken. Naar de meening der Kamer is de bij de dezer dagen genomen beslissingen, waarbij het maken van excursies naar de jaar beurs te Utrecht werd geweigerd, geen voldoende rekening gehouden met de ligging van Zeeuwsch-Vlaanderen ten opzichte van de spoorwegen, die men alleen na een reis over de Schelde kan bereiken, en dat de veerdiensten, welke den overtocht verzekeren, een te be perkten dienst hebben, om van Zeeuwsch-Vlaanderen uit een reis naar het centrum van het land te maken, waardoor de verblijfstijd aldaar te be perkt wordt. De extra- of goedkoope treinen, die door de spoorwegen ook van tijd tot tijd van uit Zeeland worden ingelegd, hebben voor de inwoners van Zeeuwsch Vlaanderen daardoor ook geen waarde Door gebruikmaking van autobussen is het van uit die grensstreek mogelijk een tocht naar het overig deel van Nederland te maken en daar geruimen tijd te vertoeven. Worden die ritten belet, dan ontneemt men de inwoners van Zeeuwsch-Vlaanderen aan wie de dochter tot zich. Ga met mij mede, Bertha, zeide Irmgard; gij hebt mijn verdriet gedeeld, nu moet gij ook deel nemen aan mijn vreugde. Ik vergezelde haar en mijnheer Wer neck glimlachte toen hij mij zag. Lieve Bertha, zeide hij, wees gij mij een dochter, wanneer Ik de mijne ver lies. Maar Irmgard wierp zich aan zijn hals. Gij zult mij niet verliezen, papa, riep zij uit. Ik zal Allenhof niet verlaten. Luister eens! zei de landheer haar. Dit is de vijfentwintigste, eigenlijk reeds de zesentwintigste December en wilt gij eigenares van Allenhof blijven, dan moet gij nog voor den zevenden Januari huwen. Daarop wendde hij zich tot Amo en zeide; Arno, tracht gij haar te be wegen den dag van haar huwelijk te bepalen, terwijl ik met Bertha de voorbereidselen tot de feestelijkheden bespreek. Het huwelijk werd bepaald op Nieuwjaarsdag. Op dien dag was het geheele landgoed getooid met groen en bloemen. Geheele oranjeriën waren voor de versiering van het huis geplunderd geworden. De aarde droeg haar sneeuwig feestgewaad. Maar het schoon ste beeld in mijn herinnering is en tijd of het geld ontbreekt om aan een reis naar het centrum twee dagen en daardoor ook kosten van logies uit te geven te besteden, die gelegen heid om naar het centrum van Neder land en de daar plaats hebbende de monstraties te reizen of daaraan deel te nemen. Het waren in de laatst ver- loopen jaren juist de ondernemers van autobusdiensten die de inwoners van Zeeuwsch-Vlaanderen naar de jaarbeurs te Utrecht begonnen te trekken, en dit kan, in verband met de boven aange haalde omstandigheid niet als een na deel voor de spoorwegen worden be schouwd. Eer het tegendeel, wanneer men de Zeeuwsch-VIamingen naar het Noorden leert reizen. fern**). 2 TOT 9 APRIL ALS U VOOR TENMINSTE Fl. 2.50 KOOPT, ONTVANGT U HET GESCHENK EEN BUNDEL NOVELLEN De nieuwste boeken voorhanden. blijft Irmgards gelaat, zooals ik het stralend van vreugde door den sluier zag. Mijnheer Von Ballerstedt was ook uitgenoodigd deze gelukkige dagen op Allenhof te komen doorbrengen en hij kwam. Ik ben overtuigd, dat niemand zich meer verheugde over Irmgards welverdiend geluk dan hij. Terwijl alle aanwezigen op hun bijzondere wijze bruid en bruidegom geluk wenschten, kwam hij op mij toe. Juffrouw Bertha, zeide hij, mij voor het eerst bij mijn voornaam noemende, ik heb u wat te zeggen. Hebt gij eenige oogenblikken voor mij over? Wij gingen in de nis van het groote boogvormige venster en hier verzocht hij mij, terwijl hij mij aanzag met een blik, dien ik nooit vergeten zal, zijn vrouw te worden. Het aanzoek ver- rastte mij bovenmate! Nooit had ik mij zelve durven be kennen, hoe innig ik hem beminde. Slechts één antwoord was er op die vraag en die luidde; Ja. Robert Werneck genas na een lang durige, zorgvuldige verpleging en keer de naar zijn regiment terug. Hij had berouw over zijn misslag tot het oogenblik van zijn dood op het slagveld, in heldhaftigen strijd te gen den erfvijand van het rijk. Einde

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1938 | | pagina 1