BRESKENSCH
COURANT
Nieuws- en Advertentieblad voor geheel Zeeuwsch-Vlaanderen W. D.
BOEKENWEEK
Verschijnt iederen DINSDAG- en VRIJDAGAVOND. Telefoon 21.
50895
Uitgave E. B00M-BL1EK - Breskens
Verantwoording.
FEUILLETON
ESPERANTO.
,Uut
m n joenge jaoren
Kon. Boekhandel
E. Boom-Bliek, Breskens.
47ste Jaargang
Dinsdag 22 Maart 1938
Nummer 4323
ABONNEMENTSPRIJS.
Per drie maanden f 1.25. Buiten Breskens per drie maanden f 1.40
Franco per post
Buitenland per jaar f 6.50 Attes bij vooruitbetaling.
ADVERTENTIEPRIJS
Van 1-5 regels 10,75 Iedere regel meer 10; 15. Ingez. Med. 30 ct. per regel
Abonnemeots-advertenties groote korting.
Kleine Advertenties tot hoogstens 5 regels f 0.40 (bij vooruitbetaling)
3eweexi\e SroeAe.
0
Bij het Algemeen Internaat voor
dienstbodenopleiding te Hilversum be
staat gelegenheid voor werkelooze
meisjes van 16 j. en ouder, een gratis
cursus mee te maken, terwijl ook het
verblijf aldaar geen kosten met zich
meebrengt.
Nadere inlichtingen ter gemeente
secretarie.
Onder deze titel schrijft het Alg.
Handelsblad:
De rede, die Hitier Vrijdagavond in
den Rijksdag heeft uitgesproken ter
rechtvaardiging van zijn gewelddadig
ingrijpen in het lot van Oostenrijk,
moge bij zijn slechts tot luisteren en
bijvalsbetuiging beperkte afgevaardig
den het gevoel van nationalen trots
hebben gesterkt, zij schenkt ook thans
niet de overtuiging, dat Hitier het
recht heeft gediend. Men zou, nu de
inlijving een voldongen feit is, na deze
rede eenvoudig tot de orde van den
dag kunnen overgaan, ware het niet
dat er bij de rechtsopvattingen, die
Hitier blijkt te koesteren, voor den
vrede van Europa voor de naaste toe
komst veel op het spel staat.
Wat in Hitiers verantwoording van
zijn historische daad in de allereerste
plaats treft is, dat hij in het befaamde
onderhoud te Brechtesgaden, dat aan
de inlijving voorafging. Schuschnigg,
den toeumaligen OostenrijkscheD bonds
kanselier, bij voorbaat gedreigd heeft
met geweld.
„Ik vestigde er de aandacht v. d. heer
Schuschnigg op," aldus verklaarde Hit-
Ier, „dat hut van mijn kant de laatste
poging zou zijn, en dat ik in geval
deze poging mocht falen, vastbesloten
was de rechten van het Duitsche volk
met alle middelen te behartigen.". Met
„de rechten van het Duitsche volk
bedoelde Hitler klaarblijkelijk slechts
die der Oostenrijksche nationaal-socia-
Iisten. Wat zou Hitier Schuschnigg heb
15.
Het vreeselijk geheim,
Aan tafel waagde ik het niet Irm-
gard aan te zien; het scheen mij toe
alsof er aan het maal geen einde
kwam
Eerst nadat de opgeruimde gasten
zich in groepen naar de balzaal be
geven hadden, ging ik mar Irmgard.
Wilt gij terstond met mij naar mijn
kamer gaan, Irmgard? fluisterde ik
haar toe.
Haar gelaat werd doodelijk bleek.
Hebt gij geen brief voor mij?
vraagde zij.
Ik heb wel iets voor u gevonden,
maar geen brief, antwoordde ik.
Ik beefde van opgewondenheid en
zij zag mij met verbazing aan.
Laten wij gaan, Bertha, zeide zij.
Toen wij op mijn kamer gekomen
waren, gaf ik haar het pakje. Zij gaf
een gil, toen zij het schrift zag.
Bertha, waar hebt gij dit gevonden?
Onder in den hollen boom.
Dit is Valeska's hand. Het is als de
ben geantwoord, indien deze hem te
Berchtesgaden onder bedreiging van
geweld den eisch had gesteld, dat hij
de rechten van het Duitsche volk in
Duitschland in de toekomst beter be
hartigde? De Katholieken en het
grootste deel der niet-nationaal-socia-
listen zijn toch ook Duitschers. De
macht en de overmacht hebben hier
wel het zuiver subjectief rechtsgevoel
van Hitier zoo niet bepaald, dan toch
tot uiting gebracht. In ieder geval
heeft Hitiers authentieke onthulling van
zijn dreigementen van geweldpleging,
te Berchtesgaden tegen Schuschnigg
geuit, doen zien, dat de oorspronkelijke
motiveering van het zenden van Duit
sche troepenformaties naar Oostenrijk,
nl. dat dr. Seyss-Inquatt daarom had
verzocht met het oog op de bedreigde
veiligheid van het leven van Duitsche
burgers, slechts een slechte vondst was
van het oogenblik. De reeds aanstonds
gevestigde indruk wordt ten volle be
vestigd, dat de vrees, te Berlijn ge
koesterd voor de moreele uitspraak van
het plebisciet, waarin Schuschnigg op
het kritieke oogenblik, waarop de on
afhankelijkheid van Oostenrijk in de
weegschaal lag, een uitweg wilde zoe
ken, Hitiers besluit om Schuschnigg
zoo noodig met geweld aan zijn wil
te onderwerpen, slechts heeft verhaast.
Hitiers verantwoording in dit opzicht
blijft voor de historie een objectief ge
tuigenis, dat méér gewicht in de weeg
schaal zal werpen dan zijn subjectieve
verklaring van de Duitsche rechtsple
ging. Men zou thans voor de histori
sche volledigheid gaarne ook Schusch-
nigg's getuigenis vernemen omtrent het
pijnlijke onderhoud van Berchtesgaden.
Hitler's verantwoording heeft op
nieuw te verstaan gegeven, hetgeen
uit de recente onrust in Europa reeds
weder duidelijk was geworden, dat
het rechtsgevoel van het Derde Rijk
met de inlijving van Oostenrijk niet
bevredigd is. Een soortgelijke opvat
ting, als Hitier tegenover Oostenrijk
tot handelen heeft gedreven, beheerscht
blijkbaar ook nog steeds zijn politieke
denkwijze ten aanzien van het Sudeten-
Duitsche element van Tsjechoslowakije.
Hitler's uitlating: „Er zijn staatsstruc
turen, die het karakter van opzettelijk
en bewust nationaal onrecht zoo diep
in zich dragen, dat haar handhaving
op den duur alleen mogelijk kan zijn
door bruut geweld," wordt te Praag
vermoedelijk niet ten onrechte ge
voeld als een bedreiging, die voor de
toekomst van Tsjechoslowakije gevol
gen kan hebben. Men brengt haar in
verband met een tweede uitlating:
stem eener doode.
Wij openden het pakje zorgvuldig
en vonden er in: een blonde haarlok,
een juweelen ring en een brief. Irm
gard opende dezen laatste, en wij
lazen:
Geliefde zusterl Waar zal ik zijn,
als gij dezen leest? Ik ken het geheim
van uw postkantoor en heb het, zoo
als gij ziet, ook voor mij gebruikt. Ik
waagde het niet mijn brief in huls
achter te laten, uit vrees, dat onze
lieve vader hem zou kunnen vinden
en hij mag er nu nog niets van ver
nemen. Zoo schrijf ik u dan dezen
en breng hem naar uw postkantoor
in den hollen boom. Gij zult hem
vinden, wanneer gij weder een brief
voor uwen Arno er in doet. Waar
zal ik dan zijn? Ach, Irmgard, ik ben
zoo gelukkig en toch ben ik angstig.
Gij moet het uw vader niet zeggen,
hij zal het later wel vernemen. Be
waar mijn geheim, uw hart is trouw.
Ik vertrouw u, gij zult mij niet ver
raden. Robert heeft mij verboden aan
iemand, wien ook, bericht te zenden.
Hij bemint mij en verlangt, dat ik zijn
vrouw wordt. Ik heb het hem beloofd
en vraag mij zelve af, of er wel iemand
zoo gelukkig is als ikl Ik heb hem
bemind vanaf het eerste oogenblik dat
„Welke mogendheid ter wereld zal er
op den duur genoegen mede nemen,
wanneer voor haar poorten een massa
van millioenen van haar eigen staats-
volk bitter wordt mishandeld? Er zijn
oogenblikken, dat het voor een zelf
bewust Duitscher, die zijn eer hoog
houdt, onmogelijk wordt dit nog lan
ger aan te zien". Het is zeker ook
niet toevallig, dat Hitier bij het op
sommen van de mogendheden, wier
grenzen voor het Derde Rijk thans
„onaantastbaar" zijn, zooals Frankrijk
en Italië, Tsjechoslowakije, dat even
eens direct aan Duitschland grenst,
onvermeld liet. Het element van voor
bedachten rade valt hier nauwelijks
te miskennen. De gewelddadige in
lijving van Oostenrijk bij het Derde
Rijk heeft Europa tegen alle traditie
in een oorlog bespaard. Een geweld
dadige poging tot „bevrijding" van de
drie millioen Sudeten-Duitschers zou,
blijkens de verklaringen van Frankrijk
en Rusland, vermoedelijk minder goed
voor den vrede van Europa afloopen.
Berlijn heeft voor den duidelijken
diplomatieken druk van Parijs en Mos
kou en de opwinding der Engelsche
openbare meening voor het oogenblik
blijkbaar gecapituleerd. Het is te wen-
schen, dat Berlijn zijn opvatting om
trent de oplossing van het Duitsche
minderhedenvraagstuk in Tsjechoslo
wakije matigde in dien zin, dat het
trachtte een minr ziijke schikking met
Praag tot stand f brengen. Of afge
zien van Europa én Tsjechoslowakije
ook Duitschland gediend zou zijn bij
een oplossing, die op de punt van de
bajonet zou worden nagestreefd, is
twijfelachtig. De Tsjechoslowaaksche
regeering blijkt harerzijds bereid, in
elke redelijke schikking te treden, die
de Tsjechoslowaaksche soevereine
rechten ontziet: zij blijkt toegankelijk
voor proportioneele opneming van
Duitschers in de regeering, voor
een minderheid een vérgaande conces
sie, welke het Derde Rijk zelf niet
aan zijn zelfs niet aan het woord ko
mende politieke minderheden zou toe
staan. Tenzij Hitier verderstrekkende
plannen koestert ten aanzien van
Tsjechoslowakije, kan hij voor een
dergelijke oplossing niet ongevoelig
blijven. Hij heeft in zijn jongste Rijks
dagrede erkend, dat „de enclaven, die
in Europa liggen, het ten deele een
voudig onmogelijk maken, een grens
afbakening te vinden, welke de be
langen van volk en staat overal en in
gelijke mate recht doet wedervaren".
Kan hij met goeden wille Tsjechoslo
wakije niet als zoodanig beschouwen?
ik hem zag. Hij is mijn afgod. Ik zou
voor hem kunnen sterven, zoo innig
bemin ik hem. Het deed mij zoo zeer
toen ik meende, dat hij u liefhad,
maar hij zeide mij, dat dit alles onzin
was. Hij bemint slechts mij alleen. Gij
moet echter mijn geheim bewaren!
Robert zegt, dat uw vader zeer ver
toornd zou zijn, als hij het hoorde.
Het schijnt, dat uw vader wil, dat hij
een ander rijk meisje zal huwen. Ro
bert vreest, dac wanneer hij het ver
neemt, hij zijn hand van hem aftrekt
en hem geen geld meer geeft. Dat
veroorzaakt mij veel verdriet, want ik
heb mijn dierbaren pleegvader zeer
lief. Robert verlangt van mij, dat ik
met hem ga en ik gehoorzaam hem.
Mijn goede pleegvader zal niet meer
boos zijn. wanneer hij hoort, hoe ge
lukkig ik ben. Zoo spoedig Robert
gaat, ga ik ook en dat zal nog heden
zijn en in korten tijd ben ik zijn
vrouw. Het spijt mij, dat ik op zulk
een wijze mijn tehuis verlaat en u en
mijn goeden pleegvader verdriet moet
veroorzaken, maar ik moet de stem
der liefde volgen. Niemand zal vermoe
den, dat ik reeds toebereidselen ge
maakt heb om Robert in zijn nieuwe
garnizoensplaats te ontmoeten, want
hij zal alleen van hier vertrekken en
Hij blijkt er geen bezwaar tegen te
hebben, de grenzen van Italië als
„onaantastbaar" te beschouwen, in
weerwil van het feit, dat Zuid-Tirol
uitgesproken Duitsch is en 200.000
Duitschers er worden „mishandeld".
Waarom ook Diet de grenzen van
Tsjechoslowakije?
Dit is de vraag, waarop de jongste
rede van Hitier het antwoord schuldig
blijft en welke Europa verontrust.
Menigeen, die de artikeltjes over
Esperanto heeft gelezen, zal waarschijn
lijk gedachc hebben: „Ik wist niet, dat
deze taal voor de menschheid van
zoo'n groot nut zal kunnen zijn".
Maar tevens zal de vraag opgekomen
zijn, of deze taal al eenigermatige in
het dagelijksch leven wordt gebruikt.
In de rubriek „Esperanto-nieuws"
zult U kunnen nagaan, hoe Zamenhofs
taal stap voor stap de wereld verovert.
Ziehier reeds eenlge voorbeelden:
In de Itallaansche stad Genua vindt
men onder de politieagenten vele, die
Esperanto spreken. Als zij dienst doen,
dragen zij op de linkerarm een van
verre duidelijk zichtbare groene ster op
een witte achtergrond.
Ook Nederlands politiecorps blijft in
deze niet achter. In onze groote ste
den zijn tientallen politie-agenten, die
een Esperanto-cursus volgen.
Een voornaam instituut (International
House) voor onderwijs in de moderne
talen in de Engelsche stad Sunderland
heeft op zijn programma ook het on
derwijs in Esperanto geplaatst.
Het radiostation Loxbergen-Limburg
in België zendt elke Zaterdag van
16,15—16.30 een Esperanto-program-
ma uit op golflengte 202 m. De uit
zending wordt verzorgd door de
Vlaamsche Vereeniging van Katholieke
Esperantisten.
deur
Een Oud-Landjesman.
XXIII.
Kunst wérken waoren 't nie, in de
schoolmeêsters van tegenwoordig zou-
wen d'r meschien voo bedanken, om
zokke prènten uut te deêlen. Mao wil
der vonnen ze móói, da was 't voor-
naomste. Eêl verzichtig, dat 'r geên
scheuren in vouwen in zouwen kommen,
ik zal een anderen weg inslaan. Als
wij zes maanden gehuwd zijn, zullen
wij het uw vader berichten en hem
om vergeving smeeken. Ik zou zoo
gaarne het hem reeds nu zeggen,
maar Robert zegt, dat hij dan ons
huwelijk zou trachten te verhinderen
en hem geen geld meer zou geven.
Lieve Irmgard, toen ik u vanmorgen
kuste, was het de laatste maal, totdat
Robert mij als zijn vrouw hier weder-
brengt.
Ik schrijf dezen brief op mijn kamer
en kan uw stem in den tuin hooren.
Als ik gereed ben, zal ik hem gaan
verbergen in den hollen boom, de
eenige plaats, waar gij hem zonder
getuigen vindt.
Ach, Irmgard, waar zal ik zijn als
gij dezen leest? Ik laat mijn juweelen
ring voor u achter, draag hem om
mijnentwil; ook zult gij nog een haar
lok van mij vinden. Misschien gaat er
nog eenigen tijd voorbij eer gij uw
„postkantoor" weder bezoekt en als
zulks dan geschiedt, dan zult gij ver
nemen, dat Valeska Bruhn den naam
draagt van den geliefden man, dien zij
volgt tot in den dood en dat zij dan
de gelukkigste vrouw is, die op aarde
leeft. Bewaar mijn geheim, opdat gij
Robert en mij niet ongelukkig maakt.
hieng ik T mee naor uus. Dao wier
tie nog eês goed bekeken, vaoder las
de riempjes voo, die t'r onder stoengen,
wan da kon 'k nog nie, in toen lei
moeder 'm in 't kammenet.
Ondertusschen was 't koffletied
g'oóren, In daomee was t'r iets voo
den dag gekommen, da j' nêrgest an
ders ziet (in Zeeland temênsen nie;
van andere provincies weet 'k 'et nie)
as in 't land van Kerzand. Ik bedoelen
de sukerwaofeltjes. 'n Dag of acht' of
zoö van tevoren ao moeder ze ge
bakken, in toen was ik vanself niej uut
de keête te slaon. Eêst keek ik nao 't
knejen, 'n eêl wa zwaorder wérk as
voor and're waofels, In toen nao 't
bakken, 't Was niej alléén uut nieuwsgie-
rig'eid, da 'k 'r bie zat: 't Was meêr
nog om 'n bolletje deêg of om 'n
waofeltje te doen. Die kreeg ik dan
ook, a was 't belange zoóvee nie, as
a 'k wou. Moeder was wé wiesder; die
wis maor al te hoed, da j' van dat
deêg nie te vee mos eten, wan da' j'
2 TOT 9 APRIL
ALS U VOOR TENMINSTE Fl. 2.50 KOOPT,
ONTVANGT U HET GESCHENK
EEN BUNDEL NOVELLEN
De nieuwste boeken voorhanden.
Vaarwel, geliefde Irmgardl God zij
met u en zegene u. Uwe Valeska.
Wij lazen dezen brief woord voor
woord en toen wij aan het einde wa
ren, ontviel hij aan Irmgards bevende
handen. Haar oogen straalden met een
hoogeren glans en haar gelaat werd
rood als purper van ontroering.
Ik wist dat hij onschuldig wasl riep
zij uit.
Bertha, ga dadelijk naar mijn vader
en zeg hem, dat hij zonder toeven
bij mij moet komen, O, dank zij den
Almachtige, die eindelijk alles aan het
licht heeft gebracht!
Ik snelde heen. De landheer zag mij
met onrust aan
Heeft men Robert gevonden? vraag
de hij.
Neen, mijnheer Wemeck, maar de
zaak waarom ik kom, betreft u en nog
een andere, haast ul
Wat is u overkomen, Irmgard?
vraagde de landheer, toen hij zijn
dochter zoo opgewonden zag. Er ligt
iets op uw gelaat, wat ik in jaren er
niet op gezien heb. Wien gaat die
brief aan?
Zij ging naar hem toe en reikte
hem den brief over.
God is met mij geweest, zeide zij.
Arno is gerechtvaardigd.