BRESKENSCHE COURANT Nieuws- en Advertentieblad voor geheel Zeeuwsch-Vlaanderen W. D. Het vreeselijk geheim, Verschijnt iederen DINSDAG- en VRIJDAGAVOND. Telefoon 2L Postgiro 50895 Uitgave L BOOM-BLIEK - Breskens FEUILLETON Gezwicht voor Hitier. ESPERANTO. Officieele Berichten. 47ste Jaargang Vrijdag 18 Februari 1938 Nummer 4314 ABONNEMENTSPRIJS: Per drie maanden I 1.25. Buiten Breskens per drie maanden I 1 40 Franco per post Buitenland per jaar f 6.50 Alles bij vooruitbetaling. ADVERTENTIEPRIJS Van 1-5 regels 10,75. Iedere regel meer ID.15. Ingez Med 30 d. per regel Abonnements-advertenties groote korting Kleine Advertenties tot hoogstens 5 regels I 0.40 (bij vooruitbetaling) De Burgemeester van Breskens maakt bekend, dat op 22 Februari 1938, des namiddags om half drie, voor de deur van het Gemeentehuis door hem zal worden afgelezen de publicatie van 11 Februari 1938, Staats blad no 180, betreffende de plechtige afkondiging van de vastgestelde ver anderingen in de Grondwet. De Burgemeester voornoemd: J. P. DROST. 0 Oranje-Vereeniging- Hiermede maak ik bekend, dat het in mijn voornemen ligt een Oranje- Vereeniging op te richten, die op na tionale en gemeentelijke feestdagen leiding kan geven aan de verschillende festiviteiten. Te dien einde roep ik de ingezete nen van Breskens op om op Donderdagavond 24 Febmari a.s., des avonds om half 8, in het gemeente huis tezamen te komen, om aan de op richting deel te nemen en lid te wor den dezer vereeniging. Zooals ook het Huis van Oranje in den loop der eeuwen getoond heeft sieeds het welzijn van allen te dienen, zoo moet deze vereeniging hier in Breskens open staan voor iedereen. O- Ik hoop en vertrouw, dat geheel Breskens zal toonen hieraan gezamen lijk mee te willen werken. De Burgemeester, J. P. DROST. Comité van aanbeveling: N. A. Bins, Wethouder E. Boom, Uitg. Breskensche Courant. J. N. C. Broodman, Med. Drs. Arts. A. Bruijnooge, Hoofd der School te Nieuwe Sluis- A. J. Cambier, Wethouder I. Cappon, Oud-wethouder. W. C. Carels, Raadslid. J. A. Eekhout, Gemeente-secretaris. J. M. C. Emmen, Med. Drs. Arts. Ds D. Goudzwaard, Ned. Herv. Pre dikant. 6. Ik wist, dat, wanneer zij den arm band wezenlijk verloren had, zulks in den vorigen nacht moet geschied zijn. En wat had de dochter van den land heer omstreeks dien tijd te doen aan den rand van het woud, alleen in de stilte en het huiveringwekkende van den nacht? Nog geruimen tijd duurde ons stil zwijgen. Eindelijk zette zij zich naast mij ne der, en fluisterde: Lieve Bertha, wat er.'ookjgebeureg moge, wat gij ook ziet of hoort wilt gij mij vertrouwen? Ik keek naar haar edel schoon ge laat en antwoordde: Ik zou u vertrou wen, trots de geheele wereld, trots mijn oogen en ooren, wanneer zulk een vertrouwen noodig was. Ik hoop, hernam zij met een diepen zucht, dat niemand op aarde zooveel leed te dragen heeft als ik. Meer spraken wij niet naar aanlei ding van het gebeurde. L. Lijk Raadslid. Iz. van Melle, Directeur van de N.V Van Melle's C. W. A. J. Rammeloo, Stationschef Z.V.T.M. A. Salomé, Technisch Ambtenaar v d. Prov. Waterstaat. A. J. Salomé, Directeur P.TT. P. J. van de Sande, Raadslid. J. C. Spoor, Hoofd der Bijz. School. I. W. Vasseur, Raadslid. C A. Verboven, Opzichter der Kust- verlichting. In strijd met de eerste berichten uit Weenen en tegen de verwachtingen in, is dr Von Schuschnigg, de Oostenrijk- sche Bondskanselier, gezwicht voorde pressie van Hitier, de Duicsche Führer. Zoö op het oog is niets anders ge beurd. dan dat op verlangen van Berlijn dr Arthur Seiss—-Inquart in het Oos- tenrijksche Kabinet is opgenomen als Minister van binnenlandsche Zaken en openbare veiligheid Deze minister evenwel is nationaal-socialist, en de eerste nationaal-socialist die als zooda nig in het Oostenrijksche kabinet zijn intrede doet. Dat Berlijn dr Schuschnigg eenvou dig een bepaalde persoon voorschrijft, die hij in zijn kabinet heeft op te ne men, is opzichzelf reeds in strijd met de fundamenteele bepaling van het Duitsch-Oostenrijksche accoord van 11 Juli 1936, welke den bondsstaat Oos tenrijk „de volledige soeveriniteit" waarborgt. Ofschoon Oostenrijk plech tig heeft beloofd, zijn politiek tegen over Duitschland te zullen „baseeren op beginselen, die in overeenstemming zijn met het feit, dat Oostenrijk zich zelf beschouwt als Duitsche staat", zoo had het zich nochtans uitdrukkelijk het recht voorbehouden, in de regeering vertegenwoordigers der „nationale op positie" te kiezen, „die het vertrouwen van den bondskanselier genieten en wier keuze hij zich voorbehoud". De dramatische wijze, waarop Hitier zijn verlangen heeft geuit, ondersteund door de aanwezigheid van generaal Keitel en generaal Sperrle, twee kers- versche bevelhebbers van het Duitsche leger, en generaal Von Reichenau, den befaamden nationaal-socialist, die uit München het oog op Weenen gericht hield, kan men wel niet anders zien als een feitelijke inbreuk op de soevereini teit van Oostenrijk. Zij had wel geen andere beteekenis dan stilzwijgend, inair welsprekend uit te drukken wat Oos IV. Op zekeren morgen ontmoette ik toe vallig de huishoudster. Zij had een bos sleutels in de hand en zeide mij, dat zij naar den oostelijken vleugel van het gebouw ging, naar eenige der on gebruikte kamers of ik die ook wenschte te zien. Het gebouw was zoo uitgestrekt, dat er niettegenstaande de menigte gasten en dienstboden, altijd een aantal kamers buiten gebruik waren, welke door de huishoudster in orde moesten gehouden worden Wij gingen verscheidene zeer ruime en schoone vertrekken door, en ter wijl de huishoudster eenige vensters opende, trad ik eene rommelkamer bin nen. Hier zag ik verscheidene boeken, en plotseling werd mijn aandacht ge trokken door een schilderij, die omge keerd tegen de muur stond. Ik keerde ze om en mijn oog viel op een ver rukkend schoon, jong meisjesgelaat met groote, treurige, blauwe oogen een ge laat, frisch als een pas ontloken roos Het goudblonde haar hing in een gol vende massa over den blanken hals en de schoon gevormde schouders. De liopen vormden zich tot een glimlach, ma ir in <jm oogen zag men een diepe schaduw van leed, een uitdrukking, die men vaak ziet bij dezulken, die jong tenrijk in de naaste toekomst te wach ten stond, indien Schuschnigg zich niet wenschte te vereenigen met de opvat ting, die Berlijn heeft van de moreele verplichtingen, die Oostenrijk als kleine „Duitsche staat" op zich heeft geno men tegenover den grooten Duitschen staat aan de andere zijde van de grens. De vier eischen, die kort geleden aan Schuschnigg zijn gesteld, n.l. vrijheid van spreken voor de „nationalen", al- gemeene amnestie voor alle nationaal- socialisten, die zich nog in hechtenis bevinden, vergunning tot het uitgeven van een eigen nationalistisch blad, en nauwe militaire aansluiting tusschen Oostenrijk en Duitschland, geven te danken, wat Berlijn zich voorstelt met de opneming van de nationaal-socialist dr Seiss^Inquart in de Oostenrijksche regeering. Nu reeds heeft Von Schuschnigg moeten zwichten voor den eisch tot 't verleenen van amnestie, waarvan alle nationaal-socialisten zullen profiteeren, die hebben deelgenomen aan den moord op Dollfuss in 1934 en een on derdak zullen vinden bij hun partijge noten in het Derde Rijk, die mede plichtig zijn geweest aan den triesten Putsch. In het op verlangen van Berlijn gegeven ontslag aan de drie Oosten rijksche generaals, die goede betrekkin gen onderhielden met generaal Von Fritsch, zou men een voorbode kunnen zien van de toekomstige Duitsch-Oos tenrijksche militaire samenwerking, die deel uitmaakt van de vier eischen van dr Seiss—Inquart en welke het Derde Rijk in Oostenrijk een militair over wicht zou verleenen, dat ook politieke consequenties heeft. Deze eischen hebben in vorm en strekking het karakter van een ultima tum. Schuschnigg bleef blijkbaar geen andere keuze over dan voor den leider van den taalverwanten staat, die zich zoo bij voorduring over Oostenrijk ont fermt, te zwichten. Musolini, die vóór Juli 1936 als de groote beschermer van Oostenrijk's on afhankelijkheid fungeerde, ten tijde van den moord op Dollfuss van den Bren ner Duitschland nog dreigend waar schuwde, liet Schuschnigg dezen keer totaal in den steek. Na zijn eerste ad vies aan Schuschnigg, aan den Führer zooveel mogelijk concessies te doen als slechts mogelijk was, had hij zich met zijn ski's in de Italiaansche alpen teruggetrokken om verpoozing te zoe ken, en liet Schuschnigg verder aan de genade zijner Duitsche broeders over. Den Duce interesseert op het oogen- blik blijkbaar meer het lot der Moham medanen, als wier beschermer hij zich kortelings heeft opgeworpen, dan dat van Oostenrijk. sterve.i Deze treurig glimlachende schoonheid boeide mij met onweer staanbare kracht, haar oogen schenen een pijnlijk geheim te verraden. Daar kwam de huishoudster de ka mer binnen. De vrouw verbleekte. O juffrouw Halm, als ik u bidden mag, kom daar niet aan, doe het weg! zei zij vol angst. Hoe onvoorzichtig van mij u hier binnen te latenl Zeg als 'c u belieft aan niemand, dat gij het portret gezien hebtl Dat beloof ik zeer stellig, als gij mij slechts zeggen wilt, wie dat portret voorstelt. Zij naderde mij en zei gejaagd, ter wijl zij het portret uit mijn handen nam: Het is het portret van juffrouw Va- leska Bruhn. Zij was een pleegkind van onzen heer en wanneer gij zegt, dat gij deze schilderij gezien hebt, dan moet ik dit huis verlaten. Ik gaf de gevraagde belofte zeer te gen mijn zin. Toen gingen wij verder en kwamen in een rij kamers, welker vensters uitzagen op het groote balkon, dat in den zomer geheel met bloemen omgeven was. Ik trachtte de deur van de volgende kamer te openen, hetgeen Een belangrijke vergadering. Van Breskens begint de Victorie. Er was op Breskens iets op til, dat kon men velen aanzien. Denk om Es peranto I Kom je Dinsdagavond ook luisteren? We gaan Esperanto leerenl en meer dergelijke gezegden hoorden wij. Zou het dan toch werkelijk verwe zenlijkt worden, dat de Bressianen Es peranto zouden gaan leeren? Dit zou de bijeenkomst van Dinsdagavond in het hotel Valk uitwijzen, waar de heer P. j. Griep, hoofd der school te Nieuw- vliet, een lezing over Esperanto zou houden. En dat dit een succes gewor den is, moge blijken uit 't volgende: Des avonds om half acht heette de heer Fr. van Melle de talrijk opgeko- menen hartelijk welkom. In de eerste plaats Burgemeester Drost en Wethou der Cambier. Reeds eerder, aldus spreker, Is ge tracht hier een Esperantocursus te openen, doch men is toen tot geen resultaten gekomen. Deze stuitten af op financiën en een goeden leider. Nu evenwel zijn deze bezwaren op geheven, daar de heer Griep ons gratis zijn hulp komt aanbieden. De heer Griep, hierna het woord verkrijgende, deelt mede, dat het hem verheugde dat In Breskens zooveel Espcranto-vrlenden waren. Daarvoor is hij hier gekomen om aan te toonen, dat Esperanto een bestaansmogelijkheid is in de toekomst. Spreker gaat het ontstaan der taal na. Hoe de Pool Zamenhoff, de stichter van het Esperanto, tot de ontdekking kwam deze taal in te voeren, hebben wij in ons vorig nummer uitvoerig be schreven. Wij zouden dus in herhaling vervallen, wanneer wij deze inleiding weergeven. In 1905 was men zoover, dat een groot succes geboekt werd, toen n.l. het eerste Esperanto-Congres bewezen had dat verschillende landen zich met deze taal konden behelpen. Dit gaf de groote stoot om op den ingeslagen weg voort te gaan. In een zeer duidelijke en zeer onder houdende causerie toonde spreker aan dat Esperanco zoowel op Congressen als in den handel onmisbaar i9. mij echter niet gelukte. Weder kwam de huishoudster in haast op mij toe. Gij schijnt gaarne te doen, wat gij moogt doen, juffrouw, zei zij. Dit is de gesloten kamer. Gij kunt er niet in, en zij zal, zoolang wij leven, niet we der geopend worden. Ik keek haar verwonderd aan. De gesloten kamer! Wat meent gij daarmede? Zeg het mijl Mijnheer sloor ze, hernam zij, nu drie jaar geleden. Den sleutel wierp hij in het meer, en niemand mag de kamer openen, zoolang hij leeft. Maar waarom sloot hij ze af? Wat is er in? vroeg ik. Dat kan ik u niet zeggen, juffrouw, Wanneer mijnheer of de freule het doen, dan is het wat anders. Dienst boden mogen de geheim ;n van hun meesters niet verklappen. Zeker niet, hernam ik spoedig. Ook zal ik u er niet meer om vragen. Gij zult zien, dat ik voorzichtig ben. Ge loof niet, dat ik melding zal maken van hetgeen ik van morgen gezien en ge hoord heb Toen ik de huishoudster verlaten had, warm mijn gedachten geheel verward Iedere familie heeft weliswaar haar ver borgenheden, maar hier was alles zoo geheimzinnig. Irmgard weigerde tehu- Ook op de scholen is Esperanto een zeer geschikte taal. Zij, die Esperanto spreken, zijn ook in de toekomst veel vooruit. Thans is Zeeuwsch-Vlaanderen ons doelpunt, om het Esperanto ingang te doen vinden, en daarom beginnen wij hier onzen eersten cursus. Het Gemeentebestuur heeft de nood zakelijkheid hiervan ingezien en stelt gratis een schoollokaal ter beschikking, waarvoor spreker het gemeentebestuur zeer erkentelijk is. Het resultaat was, dat zich bereids 26 leden opgaven en dat reeds Woens dag 2 Maart de eerste lessen gegeven worden. Van Breskens begint de Victorie! De heer Visser bracht namens de aanstaande cursisten spreker dank voor zijn mooie causerie. Hij hoopte dat de leerlingen in hem een prettigen leider zullen hebben en zich geheel aan de lessen zullen geven opdat het Espe ranto zich hier spoedig moge ontwik kelen, tot welvaart van onze gemeente. Wij wenschen leider en cursisten veel succes toe. UIT DE STAATSCOURANT. Sluiting seizoen haringvisscherij. Bij Kon. Besluit is bepaald, dat de seizoensharingvisscherij 1937-1938, voor zoover betreft de vaartuigen, welke in VOOR WAS EN VAAT S&cAts 5ck.pe\pa& HET LAAGST IN PRIJS EN BOVENAAN IN KWALITEIT! PRO. 1?-O?05A (Ingez. Med.) wen: stond dit In verband met deze schoone jongd Valeska? Leefde zij nog, of was zij gestorven? Wat had zij ge daan, dat de landheer uit doodelljken haat of uit schaamte alle spoten van haar bestaan trachtte te verbergen7 En zou ik deze geheimen ooit leeren kennen? Den volgenden morgen was het weer helder en droog, en daar de vorst aan hield, sloeg mijnheer Werneck een sle devaart voor. Toen we na een tocht van een paar uren ln het naaste stadje aangekomen waren, deelde de koetsier den landheer mede, dat wij niet langs den gewonen weg konden terugkeren, daar een der bruggen hersteld werd. Ik moet Rauenstein langs, mijnheer, zei hij. Doe het dan, als het niet anders kan, beval Werneck hem op strengen toon, en tot mijne groote verbazing hulde hij zich met een gebaar van toornige on derwerping stevig in zijn mantel en sloot de oogen. Nooit had ik zijn gelaat zoo somber gezien, en toen ik naar Irmgard keek, zag Ik hoe bleek zij was en hoe zij over haat geheele lichaam beefde. Niemand van ons sprak een woord. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1938 | | pagina 1