Klaasje Allemansverdriet. Officieele Berichten. Gewestelijk Nieuws, did -mMi te duiden, waarom de keuze, die dit maal op Biervliet viel, mij ook per soonlijk welgevallig was. Immers de geschiedkundige sark- ophaag van dit stedeke nog maar op een kier openend, bleek reeds welke schatten van voorbijgegane grootheid en glorie zij bewaart. De nimbus van het grootsch verleden is en blijft om Biervliet slapen dat te bewijzen was. Intusschen neen, neen, ik ver gat het nietl sta ik hier eigenlijk toch slechts om een woord ter ope ning en toelichting onzer tentoonstel ling van Ooft- en Tuinbouw te spre ken en niet voor het houden van historische, retrospectieve beschou wingen. Welnu dan, ook deze ten toonstelling wil weer, gelijk al hare voorgangsters, een manifestatie zijn in stoffelijken en ideëelen zin. Gelooft gerust, dat al wie als be- roepskweeker hier vandaag mede dingt, U het beste uit het beste zal toonen, en dat wie het doet als ama teur en amatrice, uit liefde voor bloe men en planten, niet minder zich in spant om U het schoonste uit het schoone t e laten zien. O, in dieperen zin en voor velen wel wat aan het oog onttrokken, is onze Vereeniging een zoo bij uit stek echte door en door Cadzand- sche, dat voor haar instandhouding en verderen groei ieder moet mee helpen. Steeg niet het ledental in 25 jaar van 250 tot over de 500? De waarde van onze floraliëii, thans in vele dorpen aanwezig, kan moeilijk te hoog worden aangesla gen. Immers zij vormen een band en zij scheppen ongezochte gelegen heden om burgers van allen rang en stand die elkander anders zelden of nimmer ontmoeten, samen te bren gen. Precies als het ijsvermaak, waarvan de dichter A. Bogaers een maal zong: „Vriendelijke buurtjes zijn baai [er en bont". Ja, sociaal en opvoedkundig be keken gaat er van onze Maatschappij een sterke kracht ten goede uit; een kracht die tegelijk bindt en ver heft. Maar ook economisch getoetst, mag, naar ik meen, onze Vereeni ging op Uw aller steun en mede werking een beroep doen. Het is toch niet denkbaar, dat een uwer zou willen betwisten, dat zij den ooft- en tuinbouw in Westelijk Zeeuwsch- Vlaanderen heeft gestimuleerd en op belangrijk hooger peil heeft gebracht gelijk ik op vorige tentoonstellingen dikwijls heb toegelicht. Schattingen op dit gebied zijn wel uitermate moeilijk, maar toch geloof ik, (jat U allen gaarne toegeeft, dat de bevordering van Ooft- en Tuin bouw in ons geliefd Cadzandsche landje de welvaart van velen heeft opgevoerd. Daaraan denkend bij de opstelling van mijn -rede, kwam mij plotseling weer voor den geest, dat mijn ope ningswoord, drie jaar geleden te Zuidzande voor U uitgesproken, in mineur was gesteld. Vrij hopeloos zag althans de naaste toekomst er voor een groot deel van ons volk uit, en ik meende toen niet beier te kun nen doen, dan U althans de oud- hollandsche wijsheid indachtig te doen zijn, die is gekristalliseerd in het „Moed verloren, al verloren" en „Hoop doet leven". Daar heb ik, zooals ge wel be grijpt, dames en heeren, nog geen spijt van. Want hoe geheel anders is het perspectief, dat zich thans, in toenemende mate wachten laat: opleving en bloei. Zeker, het gaat langzaam: de cri sis, te paard gekomen, gaat ons te voet verlaten. Maar laat ons dank baar, innig dankbaar zijn, dat door geleidelijk intredend en zich voort zettend economisch herstel reeds in het verstreken jaar tienduizen den werkloozen, weer op natuurlijke wijze in het nationale arbeidsproces konden worden ingeschakeld, door eigen arbeid en inspanning, op eigen verantwoordelijkheid in hun levens onderhoud en dat van hun gezin weer konden voorzien. Voor de groote meerderheid zelfs belangrijk beter voorzien en dat in gelijke mate de publieke kassen van Rijk en Ge meenten konden worden verlicht. Hoe dankbaar ook voor de op leving onder verschillenden vorm in dien geweldigen welvaartsfactor, die landbouw heet, ontveins ik mij na tuurlijk niet, dat er nog veel water door de Schelde zal moeten vloeien voor we ongeveer terug zullen zijn in den toestand van voor 1929. Maar welke veranderingen er ook in dpn landbouw (landbouw hier natuurlijk genomen in den ruimsten zin, dus inclusief tuinbouw en veeteelt) zul len komen, hetzij langs den weg van verbeterden export, hetzij door een meer intensieve exploitatie yan de binnenlandsche markt en om zetting van bedrijven, onder alle om standigheden blijft het noodzakelijk de bedrijven op peil te houden en open te staan voor het nieuwe. Het is welhaast vijf en twintig jaar, dat ik de eer en het genoegen heb gehad aan het hoofd uwer Maat schappij te staan. Ware het niet, dat verandering van woonplaats mij moest doen besluiten mijne functie neer te leggen, ik zou het als een wezenlijk voorrecht hebben be schouwt! haar, geroepen en gedra gen door Uw vertrouwen, te blijven bekleeden. Het dubbele doel onzer Vereeniging is zoo inmooi, dat ik noode de leiding uit handen geef. Dit zal dan de laatste maal zijn, dat ik een rede uitspreek ter opening Uwer tentoonstelling. Aan anderen heb ik over te laten te bepalen, of mijn leiding de juiste is geweest. Maar ik kan toch moeilijk mijn voor zitterschap neerleggen zonder te ver melden hoe buitengewoon aange naam de verhouding onder onze be stuursleden steeds is geweest. In die verstreken kwart eeuw is geen en kel onaangenaam woord gevallen. Ik stel er prijs op dit hier te ver melden. Daarom mag en moet ik stellig mijne medebestuurders prijzen en ik vertrouw, dat het in de toe komst, onder andere leiding, niet anders zal zijn. U voelt het: ik wil me die toekomst niet denken zonder onze Maatschappij. Zij moet blijven, grooter en sterker worden en tot hoogeren bloei gebracht, als een scheppende en vermeerderende kracht ten goede. Haar verwaarloo- zen en langzamerhand te doen af sterven zou den scherp formulee renden Framschman doen zeggen: Ce serait plus qu'un crime, ce serait une faute", het zou erger dan een misdaad, het zou een fout zijn"". Zoo zal het dus duidelijk zijn, dat jk de leiding uit handen geef in het rotsvaste vertrouwen, dat mijn werk zal worden voortgezet en ver beterd en bij voorbaat doe ik dan ook reeds nu een krachtig beroep op mijne medebestuurders om niet te versagen. Maar in gelijke mate roep ik U allen, leden onezr Maat schappij, op om getrouw te blijven en het bestuur desnoodig te steunen. In meer intiemen kring zal mij de gelegenheid wel worden geboden om afscheid te nemen van en dank te brengen aan mijne medebestuur ders. Toch stel ik er grootelijks prijs op reeds nu, in het openbaar en ten aanhoore van zoovelen, aan enke len bijzonderen dank te brengen. In de eerste plaatsi dan aan on zen ijverigen secretaris, den Heer Hooihorst, die op zoo voortreffelijke wijze onze tentoonstellingen georga niseerd heeft, op wien nooit te ver geefs een beroep gedaan werd ojn lezingen te houden of cursussen te geven, in één woord die door zijn groote welwillendheid een voorbeeld was. van wat men voor en in een vereeniging kan doen. Dan een woord van dank aan Notaris Beuningh, die op zoo voor beeldige wijze de penningen van on ze Maatschappij beheerde, en dit reeds gedurende zoo vele jaren. Vooral mag ik niet vergeten mijn dank te betuigen aan onze Vice- Voorzitter, den Heer van Dijk, die ook verscheidene jaren met groote toewijding het Secretariaat heeft waargenomen. Ook heb ik vele jaren op de aan genaamste wijze samengewerkt met den Heer van den Broecke, dieeven- eens langen tijd als secretaris van onze Maatschappij fungeerde. Niet gaarne zou ik hem mijn dank ont houden. Alvorens nu mijn openingswoord te beëindigen, heb ik de hoogst aan gename plicht te vervullen U allen van harte het welkom toe te roe pen. Het doet mij groot genoegen, dat zoo velen weer gevolg gegeven hebben aan de uitnoodiging, die wij hun deden toekomen. Tot ons zeer groot leedwezen moet ik U meedeelen, dat de Hoogedel Gestrenge Heer Commissaris der ■"Koningin in Zeeland, aan wien wij verzocht hadden deze tentoonstelling wel te willen openen bericht heeft gezonden verhinderd te zijn. Over tuigd als wij zijn van de belangstel ling, die Z.H.E.G. steeds betoont voor alles wat de belangen van ons gewest betreft, spijt het ons dub bel, dat hij niet tegenwoordig kan zijn. Maar het verheugt mij, dat het Mr. Petrus Dieleman is, de volbloed Zeeuwsch-Vlaming, die zich bereid heeft verklaard om als plaatsvervan ger van den Heer Commissaris de tentoonstelling te willen openen. Ik roep hein, ons eminent lid van Gede puteerde Staten, die opnieuw toont hoezeer hij meeleeft met al wat Z. Vlaanderen interesseert, een zeer hartelijk welkom toe. En niet gaarne zou ik vergeten een nog hartelijker welkom toe te roepen aan onze juryleden, waar onder de Heeren Collumbien en Puype, die nu sedert bijna 35 jaar steeds met de grootste bereidwillig heid hun moeilijke taak op onze tentoonstelling komen vervullen. Ik zie nog velen, die ik wel met name zou willen noemen om hun te zeggen hoezeer hun tegenwoordig heid mij verblijdt, maar tegelijkertijd komen bij mij in gedachten zoovelen, die ik op vorige tentoonstellingen begroeten mocht en wier nagedach tenis bij ons voortleeft. „Partir c'est mourir un peu". „Vertrekken is een weinig sterven," zegt een Fransch spreekwoord. Ook ik ondervind de waarheid daarvan. Maar ik heb Uw ongeduld reeds lang genoeg op de proef gesteld en daarom verzoek ik den HoogEd. Gestr. Heer Mr. Dieleman de ten toonstelling wel te willen openen. Mr. Dieleman voldeed zeer gaarne aan dit verzoek, hoewel hem dit zeer onverwachts kwam. Wel is hij hier als voorzitter der Zeeuwsche Landbouw Maatschappij en als vertegenwoordiger der Commissaris der Koningin, maar van openen wist hij niets af. Men moet dit dus maar voor lief nemen. Wel is het hem gemakkelijk gemaakt, door de vele stof die hij heeft van het mooie Biervliet, met zijn mooie weilanden en geboomten, het roemrijk verleden. Denk maar eens aan Jan van Biervliet, Raads man Jan van Vlaanderen, Beukelsz., de beroemde Biervlietenaar, die het haring kaken uitvondt. Biervliet lag eer ijds op een eiland. Goed beschouwd ligt Biervliet nog op een eilandje, want het is niet gemak kelijk in Biervliet te komen langs goede wegen. Ik heb dit zoojuist ondervonden. Maar voor verbetering van deze wegen is er geen geld. Rijk, Provincie en Gemeente hebben daarvoor geen geld en voor de boeren is het een slechte tijd. Overigens hebben zij er geen be lang bij. Het is evenwel een gelukkig idee geweest hier de tentoonstelling te mogen houden. Het is trouwens het karakter van de Mij. van Ooft- en Tuinbouw, iedere afdeeling op haar beurt de ten toonstelling binnen hare veste te doen houden. En thans zien we hier om ons heen één bloemenpracht, de groot- sche aanleg, de verschillende planten en bloemerDe zeer rijke verschei denheid van Dahlia's, waar groote ken - nis voor noodig is. Vraag dit maar eens aan Magnus, die meer dan 200 soorten uit zijn collectie kent. Men kan geen enkele soort vragen of hij weet de naam. Maar buiten deze kennis is meer noodig. Daar behoort bij toewij ding, liefde en zorg, groote zorg. Ooft- en Tuinbouw, gebruik deze bodem, maak haar gereed tot voort brengen van edele en schoone bloemen, tot rijke zegen van deze streek. Mijnheer de voorzitter, het is jammer dat U deze vereeniging gaat verlaten U heeft steeds liefde en hart gehad voor deze vereeniging. Ik breng U hiervoor dan ook hartelijk dank. Wij hopen dat het U in Uw nieuwe woon plaats, welke met ons volk saam over en weer steeds heeft getoond, samen te leven, goed moge gaan Ook de andere vertrekkende bestuurs leden breng ik hartelijk dank, voor hun ijver en toewijding steeds aan de Maat schappij van Ooft-en Tuinbouw gege ven. Ook de heeren Columbien, Ver- beelen en de vele anderen, die steeds hun volle medewerking gaven. dank. Dat deze tentoonstelling moge' bij dragen tot welzijn, glorie en roem voor ons West Zeeuwsch Vlaanderen, ver klaar ik deze tentoonstelling voor ge opend. De heer L. van Dijk, vice-voorzitter, het woord nemende, brengt den voor zitter, welke voor de laatste maal op deze tentoonstelling het welkomstwoord heeft gesproken, hartelijk dank voor het zeer vele, dat hij voor Ooft- en Tuin bouw heeft gedaan. Herinnerend aan zijn zoo juist gespro ken woorden: „Partir c' est mourir un peu", hoopte hij niet dat dit op de vereeniging van toepassing zouzijn. Wij willen en zullen blijven trachten de Maat schappij hoog te houden. In de bijna 60 |aar van het bestaan onzer vereeniging zijt gij 25 jaar onze voorzitter geweest. Steeds waart gij een tactisch, prettig en waardeerend leider, doerde gelijk de zonnebloem, welke steeds de zonnezijde zoekt. Gastvrij stond Uw huis steeds open voor autoriteiten en invité's. We zijn U daarvoor zeer erkentelijk. 75. Klaasje klom even op het karretje en wachtte tot de vloed kwam opzetten. Na een uurtje dreef 'l karretje al in de zee. t Duurde echter niet lang of Klaasje kwam tot de ontdekking dat hij hoe langer hoe verder afdreef. Ang stig greep hij de reddingsboei die opzij van het karretje hing. 76. Opeens zag Klaasje een paar groote visschen die hun kop boven 't water uitstaken, 't Waren dolfijnen. „Mooi, dacht Klaasje," die visschen moeten me maar helpen." Hij slingerde de reddingsboei weg. vlak voor de kop van een der grootste dolfijnen. Een groote voldoening is het ons op de tentoonstelling te kunnen constatee- ren, dat. nu gij ons verlaat, velen zoo hun beste beentje hebben voorgezet. Intusschen is het jammer dat één der afdeelingen niet met een collectieve af deeling is verschenen. Namens allen hartelijk dank voor al hetgeen gij voor Ooft- en Tuinbouw hebt gedaan. Een blijvende herinnering zal U wor den aangeboden. Ook den vertrekkenden secretaris, de heer Hoolhorst, alsmede de scheidende penningmeester, den heer Beuningh, breng ik hier namens allen oprechten dank voor de lofwaardige ijver en on baatzuchtige toewijding jegens onze Maatschappij betoond. Namens de Maatschappij werd door het dochtertje van den heer Van Dijk bloemen aangeboden aan mevrouw Beu ningh en mevrouw Kostense, welkedank- baar werden aanvaard. Nadat het muziekgezelschap het Wil helmus had laten hooren, werd een rondgang gemaakt langs het tentoon gestelde, wat een schitterende indruk maakte. Vooral de groote tent bood een bloe- menschouwspel, zooals tevoren wellicht nog niet te bewonderen is geweest We overdrijven stellig niet met te zeggen dat deze tentoonstelling in het teeken van de dahlia stond. Er waren zelfs inzendingen met meer dan 100 variëteiten. Verschillende afdeelingen lieten ook uitstekend werk zien evenals de kweekers, met stands, stuk voor stuk op naam. Van particuliere inzendingen trok onze aandacht de mooie collectie Dahlia's van den heer Magnus, landbouwer te Biervliet, Helenapolder. De afdeeling Biervliet had gezorgd voor een mooi aangelegde tuin vóór een zomerhuisje, welke zeer de aan dacht trok. Een mooi aangelegde rotstuin van de firma Van Uxem en Zoon was een aan trekkelijkheid, welke door velen met genoegen werd -aanschouwd. De kerncollectie rozen van deze firma was weder als vroeger eenig. De nieuwe roos Katarlne Pechtold trok bijzonder de aandacht. De zeer mooie collectie fruit van de kwekerij „Ceres' was, zoowel door de prachtkwaliteit als door de vei pakking, zeer te roemen. De fruit- en bloemenpracht van den heer Droog was een lust voor de oogen. Ook had de heer Aerts weder voor een kerncollectie rozen gezorgd. De afdeelingen Aardenburg, Oostburg, Schoondijke en Zuidzande brachten luis ter aan de tentoonstelling. De heer Risseeuw- Maat was vertegen woordigd met zijn bekend mooi en goed fruit. De plantenziekten kundig en dienst uit Wageningen had een mooi verzorgde stand en gaf de bezoekers gelegenheid kennis té maken met het werk dezer zoo mooie dienst. De bijenteelt was vertegenwoordigd door de afdeeling Oostburg der Ver eeniging Bijenteelt in West Zeeuwsch Vlaanderen. De heer van de Broecke had een mooie stand van tuinbouwartikelen en besproeiïngsmaterialen. Het was een tentoonstelling, de moeite van een bezoek waard. Des temeer is het te bejammeren, dat de tentoonstelling door niet beter weer begunstigd werd, tengevolge waarvan het bezoek vooral op Zondag, maar matig is geweest. Ondanks de vele stortregens ging het 's Maandags iets beter. Vóór de sluiting sprak de vicc-voorzitter, de heer Van Dijk nog een kort toepasse lijk woord. Spreker bracht dmk aan allen die op eenigerlei wijze aan het welslagen der tentoonstelling hadden medegewerkt. Inzonderheid complimenteerde hij de burgerij van Biervliet en haar feest commissie voor het buitengewoon vele werk dat gemaakt was van versiering, enzom de ontvangst zoo feestelijk mogelijk te doen zijn. Een waardeerend woord werd ge richt tot de bezoekers, de inzenders, de muziekgezelschappen, de politie, de bewakers, enz. Spreker wees voorts op het ongun stige financieele resultaat dat deze ten toonstelling oplevert en drong bij de leden er op aan de Maatschappij trouw te blijven en niet te versagen. De heer Maas, voorzitter van de feestcommissie, dankte voor het com pliment aan de feestcommissie gebracht en sprak de hoop uit, dat de opvoe dende kracht, die er van de tentoon stelling voor de Maatschappij is uitge gaan, van veel grooter beteekenis zal mogen zijn, dan het slechte financieele resultaat. In het café Baerdemaeker vond om 7 uur de prijsuitdeeling plaats, daarna de verloting Om 8 uur gaf de Staf van het Zesde een schitterend concert, dat door hon derden met groote aandacht werd aan gehoord. Gelukkig regende het nu niet. De voorzitter der feestcommissie, de heer Maas, bracht dark aan den kapelmeester en zijn muzikanten, voor hun uitnemende prestaties. Hieronder laten wij de prijswinners der medailles volgen C. M. van den Broecke, Kweekerij „Ceres", Aardenburg, medaille van H.M. de Koningin. Afdeeling BiervlietMedaille van H.K.H. Prinses Juliana en een afzon derlijke prijs van Prof. Columbien, voor den ontwerper van dezen stand, de heer Van den Eechout. Firma A. van Uxem S Zoon te Groede Medaille van Z. K. H. Prins Bernhard. Florallabeweging Medaille van den Commissaris der Koningin. J. A. Magnus te BiervlietMedaille Burgemeester van Biervliet. J. Aerts te Oostburg Medaille Oud- Burgemeester van Biervliet. C. M. van den Broecke te Aarden burg, voor beste fruit-inzending Me daille van de i heer L. van Dijk te Schoondijke. Afdeeling Schoondijke Medaille van het Waterschap Biervliet. UIT DE STAATSCOURANT. Bericht. Het bericht in ons nummer van j.l. Dinsdag over wolhandkrabben, was af komstig uit Fransche bron en is dus ten onrechte onder deze rubriek ge plaatst. Intrekking rijbewijs. De Hooge Raad heeft, door een cassatieberoep te verwerpen, het von nis bekrachtigd van de arrondissements rechtbank te Middelburg, waarbij de heer A. L. te Oostburg, de bevoegd heid tot het besturen van motorrijtuigen heeft verloren tot 13 Augustus 1939. BRESKENS. Einde Zomertijd. Wij herinneren onze lezers aan het

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1937 | | pagina 2