BRESKENSCHE COURANT
Nieuws- en Advertentieblad voor geheel Zeeuwsch-Vlaanderen W. D.
Brand
wonden
Verschijnt iederen DINSDAG- en VRIJDAGAVOND. Telefoon 2L Postgiro 50895 Uitgave E. BOOM-BLIEK - Breskens
feuilleton
Haar eer gered.
bedek ze dadelijk met
akkers Kloosterbalsem
46ste Jaargang
Dlnsdagj27j'October 1936
Nummer 4182
ABONNEMENTSPRIJS
Per dóe maanden I 1.25 Buiten Breskens per drie maanden I 1 40
Franco per post per jaar f 5.00
Buitenland per jaar f 6.50 Alles bij vooruitbetaling.
ADVERTENTIEPRUS
Van 1-5 regels tO,75. Iedere regel meer I0;15. Ingez. Med. 30 ct. per regel
Abonnements-advertenties groote korting.
Kleine Advertenties tot hoogstens 5 regels f 0.40 (bij vooruitbetaling)
De zaak
tegen Mr L. A. Ries.
—o
Van Leopold's Uitgevers Maat
schappij te 's-Gravenhage ontvingen
wij: De zaak tegen mr. L. A. Ries,
thesaurier-generaal bij het departe
ment van financiën. Eenige beschou
wingen en kritische opmerkingen,
door A. van der Heide, lid van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Ds. van der Heide verklaart in een
woord vooraf hoe hij tot het schrij
ven van deze brochure is gekomen:
„Ik heb het mijn plicht geacht
een geschrift in het licht te geven
over het dusgenaamde „zedenschan-
daal" in Den Haag. Zoo heeft men
althans vrij langen tijd deze hoogst
onverkwikkelijke affaire genoemd.
Ten onrechte, zooals zal blijken.
„Ik zal hierin uitsluitend hande
len over hetgeen één der destijds
verdachten is wedervaren, n.l. mr.
L. A. Ries, thesaurier-generaal bij
het departement van financiën. Als
ik slechts over het geval-Ries spreek
doe ik dit waarlijk niet, omdat dat
van de anderen mij onverschillig laat.
Het tegendeel is waar. Maar het
geval-Ries ken ik het beste. Het
kan bovendien afzonderlijk worden
behandeld, omdat het geheel op
zichzelf staat en hoegenaamd niets
met dat van de anderen te maken
heeft".
Ds. van der Heide behandelt dan
allereerst de persberichten, welke
over de zaak zijn verschenen.
„Vermelding verdient, dat de Pro
cureur-Generaal uit Den Haag zeer
spoedig de schromelijk overdreven
berichten tot de juiste afmetingen
terugbracht. Het eerste bericht had
toen echter zijn werking reeds ge
daan. De correctie van den Procu
reur-Generaal werd bovendien in
zeer veel bladen niet overgenomen".
De schrijver keurt het af, dat de
politie loslippig is geweest in deze
zaak en dat de pers de mededeelin
gen heeft doorgegeven in den vorm
waarin dit in verschillende bladen
is geschied. Niet alle berichten wa
ren echter van de politie afkomstig,
Onjuist acht schr. het, dat in dit ver
band gewaagd werd van een zeden
schandaal. De politie heeft de on
juiste voorlichting z.i. op haar ge
weten en zij heeft z.i. een onvergeef
lijke fout gemaakt.
Uitvoerige mededeelingen doet de
schrijver over den eenigen getuige
tegen mr. R., dien hij met X aan
duidt.
Over dezen getuige deelt ds. van
der Heide o.m. het volgende mede
0
Een les?
Neen, twee zusters, en een
paar stemmen Maar zingen zullen
zei Ik zal ze wel dresseeen. Adieu
Grace, tot ziens! Vraag me maar
'eens op een anderen dag te dinee-
ren, als je alleen bent.
Kom dan morgen, of over
morgen. Zooals je weet, ben ik niet
bezet. Wij moeten maar veel van
eikaars gezelschap profiteeren, vóór
de drukte begint.
Dan kom ik Vrijdag. Adieu!
Zij kusten elkander ten afscheid
Lady Perivale trok aan het schel
koord en deed haar vriendin tot
aan de kamerdeur uitgeleide. Tot
Grace's niet geringe ontsteltenis
barstte Rodney plotseling in tranen
uit.
Suze, lieve Suze, wat scheelt
er aan? Ik wist wel, dat er iets was,
dat je hinderde. Als je misschien
in geldverlegenheid bent, zeg het
,,X werd 26 Januari 1919 geboren
en is dus 17 jaar. Geestelijk en licha
melijk is hij veel, veel ouder. Wie
hem ziet en met hem spreekt, krijgt
den indruk dat hij 22, 23 jaar is.
Hij is vroeg rijp geweest.
Hij bezocht eenige lagere scholen,
een der hoofden verklaarde van hem,
dat hij een verwaande, deftig- en
rijkdoende fantast was, een kome
diant en een opschepper; een ander
zei, dat de jongen van zich zelf hoog
gespannen verwachtingen koesterde,
waan oor geen enkele reden bestond.
„Op deze beoordeeling van het
kind vestig ik de aandacht.
„Na de lagere school bezocht hij
een Handelsdagschool. Hij maakte
op den onderwijzer een ongunstigen,
onbetrouwbaren indruk, 's Middags
at hij zijn boterham bij een dame
in de buurt op. Den 26sten October
1932 zette hij, voor zoover ik weet,
de eerste schreden op het pad van
de misdaad. Hij was toen 13 jaar.
Hij stal bij die dame, ten nadeele
van het Duitsche dienstmeisje uit
haar kamertje een polshorloge en
een Lips-sleutel. Hij wist met die
voorwerpen geen raad, deponeerde
ze bij de politie, afdeeling „gevon
den voorwerpen". Er werd inmiddels
aangifte gedaan bij de politie. X
werd door de politie gehoord en
verklaarde dat hij gestolen had, „om
dat hij het met tien onderwijzer aan
den stok had". Ook dit is kenschet
send.
,,lk vestig er de aandacht op, dat
de politie dus in 1932 al iets van X
wist, zoowel dat hij gestolen had.
als dat hij een allerzonderlingst mo
tief voor zijn vergrijp opgaf".
De schrijver vertelt nog veel van
de fantastische leugens van X. Hij
gaf zich uit voor journalist, drs. in
de letteren, secretaris-generaal van
het Zweedsche gezantschap, etc. In
al die kwaliteiten pleegde hij diverse
oplichterijen en maakt bovendien an
deren verdacht.
„Er is genoeg materiaal gegeven
zoo vervolgt ds. v. d. Heide de uit
voerige uiteenzettingen over X's fan
tastische oplichterijen, voor de stel-
ling* dat X een jongeman is zonder
waarheids- en verantwoordelijkheids
besef: iemand die het een kleinig
heid acht anderen van misdrijven
te beschuldigen, die door hem ge
fantaseerd zjjn; iemand die bedriegt
en oplichteen opschepper en groot
doener, die van zichzelf en van zijn
vader, van zijn kennen en kunnen,
zijn positie, rijkdom, relaties en pres
taties voorstellingen geeft, die hem
doen kennen als jongeman van ge
wicht en aanzien van geld en in
vloed, van talent en bekwaamheid.
Een hoogst gevaarlijk jongmensch
dan toch dadelijk je moogt jezelf
dan geen minuut langer plagen. Ik
heb meer geld dan ik met mogelijk
heid verteren kan.
Neen, neen, lieverd, dat is het
niet! Ik heb geen geldzorgen,snikte
Suze. O, wat ben ik toch eenake
lig flauw schepsel, zonder eenige
zelf beheersching
Johnson deed de deur open en
keek met een onbeweeglijk strak
gezicht naar de ontroerde vrien
dinnen. Hij had al vroeg geleerd
zijn gelaatsspieren in bedwang te
houden.
Laat deze dame uit, Johnson
straks, stamelde zijn meesteres,
geheel ontdaan.
De knecht ging heen met die
tergende langzaamheid, waarmee
menschen, die wij liefst zoo spoedig
mogelijk kwijt willen zijn, zich altijd
schijnen te bewegen.
Je wilt toch zeker wel je hart
aan mij uitstorten, aan je oude vrien
din? sprak Grace, terwijl zij Suze
naar de sofa geleidde en naast haar
plaats nam. Toe, vertel mij nu toch
wat er is, hernam zij op smeekenden
toon. Je weet toch, hoezeer ik deel
in alles, wat jou betreft. Wat scheelt
er aan?
En nu de waarheid en niets dan
de waarheid.
Op de verklaringen van dezen fan
tast en daarop alleen zijn politie
en officier van justitie afgegaan, is
mr. Ries gearresteerd, vervolgd en
in het Huis van bewaring ingesloten,
waardoor hij als thesaurier-generaal
werd geschorst, waardoor zijn eer
en goeden naam door het vuil wer
den gesleurd. Met voorkennis van
twee ministers.
Dit kan niet waar zijn, zegt ge.
TJit is mogelijk in andere landen,
waar de rechtszekerheid geringer is,
maar niet in ons „goede" vader
land.
Waarde lezers, het kan niet alleen
hier gebeuren, maar het is hier ge
beurd. Alleen de verklaringen van
dezen leugenaar, niets anders dan
zijn verklaringen, waren het mate
riaal, dat bezwarend genoeg werd
geacht om tot arrestatie, insluiting
en vervolging van mr. Ries over
te gaan".
Uitvoerig betoogt ds. v. d. Heide
voorts dat de stelling, dat ook een
fantast wel eens waarheid kan spre
ken, hier niet opgaat. Ook heeft X
later alles teruggenomen wat hij over
mr. Ries heeft verklaard. Ten over
staan van ds. v. d. Heide en eenige
anderen, heeft hij volmaakt uit een
vrijen wil, een verklaring in dien
geest geteekend. In een uitvoerige
toelichting betoogt ds. v. d. Heide
voorts, dat uit het gedrag van mr.
Ries diens onschuld zonneklaar
bleek.
Uitvoerig treedt schr. vervolgens
in een beoordeeling van het karakter
van mr. Ries, waarbij hij verklarin
gen van den heer Beyen, directeur
van de Bank voor internationale
Betalingen, en van minister Colijn
aanhaalt. Deze laatste verklaarde:
„Toen Ries gearresteerd werd
stond ik daarvan net zoo versteld
als wanneer ik gehoord had, dat
Amsterdam plotseling op den zee
bodem verdwenen was. Ik heb voor
Ries buitengewone waardeering. In
dien u mij gevraagd had de vijf
beste ambtenaren van Nederland te
noemen dan was Ries daar stellig
bij geweest.
Uitvoerig treedt de schrijver van
deze brochure in de arrestatie en
de vervolging van mr. Ries. Over
den loop van de beschuldiging
schrijft hij het volgende:
Op het bureau neemt mr. Ries
na zijn arrestatie kennis van hetgeen
X had verklaard.
Natuurlijk ontkende hij. Hij had
niet te bekennen.
Mr. Ries werd den volgenden dag
26 Mei, in het huis van bewaring
opgesloten.
O, Grace, lieve Grace, ik ben
niet bedroefd om mijzelf, maar om
joul
Om mij?
Dit werd op een toon van onver
holen verbazing gevraagd.
Ik had het eerst stil willen
houden. Ik vond dat het beste, daar
het zulk een uiterst kiesche aange
legenheid betreft. Ik had alles op
zijn beLoop willen laten dan hadt
je het misschien zelf gemerkt.
Wat dan toch?
Dat schandaal, Grace een
schandaal, waar jij in betrokken bent.
Een schandaal, waar ik in be
trokken ben? Een schandaal! Ik
heb nooit iets gedaan, dat in mijn
nadeel kan worden uitgelegd, zelfs
niet door de boosaardigste lastertong
uit geheel Londen.
Haar van verontwaardiging vlam
mende oogen getuigden, dat zij de
waarheid sprak.
O, Grace, dat wist ik ook well
Welk schandaal dan toch! Om
Godswil, Suze, martel mij niet Jan
ger! Wat kan je hertogin mij sche
len!
Nu, goed dan ik zal liet je
plompweg vèrtellen. Het schjjnt, dat
drie of vier personen, wier namen ik
Hij werd voor den rechter-com
missaris gebracht.
Hij verwees dezen naar zijn ver
klaring, reeds eerder voor de politie
afgelegd; hij had daar voor het mo
ment niets aan toe te voegen. Er
werd nog vrij lang gekibbeld over
de opsluiting.
Daarna werd mr. Ries door den
rechter-commissaris niet meer ver
hoord.
Dit zou eerst plaats vinden op
19 September.
Den 2en Juni had de verdachte
opheffing van de bewaring ge
vraagd.
De rechtbank in raadkamer hoor
de mr. Ries en zijn raadsman op
2 Juni. Mr. Ries had ten volle ge
legenheid méér dan een uur lang
precies de toedracht van zaken te
schetsen.
Daarna gelastte de rechtbank den
rechtercommissaris binnen 24 uur
vier getuigen te hooren, t.w. X, een
heer en het echtpaar, dat als huis
bewaarders van mr. Ries fungeert,
man en vrouw afzonderlijk.
X werd door den rechter-commis
saris gewezen op den ernst van zijn
verklaringen.
Hij bracht in zijn verhoor ver
schillende zonderlinge „correcties"
aan op het verbaal van zijn verkla
ringen bij de politie afgelegd.
Aan mr. Ries werd geen gelegen
heid gegeven op te komen tegen
alle leugens, driekwart en halve
waarheden van X.
Daar was geen tijd voor.
De rechtbank nam kennis van de
verhooren en gaf den volgenden
dag, 3 Juni, haar beschikking.
in de eerste plaats was gebleken
dat het bevel tot bewaring nietig
moest worden geacht: de bewaring
van mr. Ries vond plaats krachtens
een ongeteekend stuk, zoodat zijn
vrijheidsbeneming niet op de wet
steunde.
En voorts (men leze het volgende
met aandacht
Overwegende, dat de rechtbank
echter hiernaast uitdrukkelijk wil op
merken, dat wanneer het boven be
handeld formeel verweer niet was
gevoerd (ter zake van de onwettig
heid van de vrijheidsbeneming van
mr. Ries. v. d. H.J de rechtbank
geen voldoende bezwaren tegen ver
dachte aanwezig zou hebben geacht
en hem uit dien hoofde in vrijheid
zou hebben gesteld.
Gelast de onmiddellijke invrijheid
stelling van verdachte;
Verklaart den officier van justitie
niet ontvankelijk in zijn vordering.
Uitvoerig gaat de brochure dan
den lijdensweg na, die nog moest
worden bewandeld voor en aleer men
niet te weten heb kunnen komen
verklaren, dat zij je ontmoet hebben
in Algiers op Corsica en Sardinië,
in gezelschap van kolonel Rannock
reizende met kolonel Rannock
doorgaande voor zijn vrouw, onder
een „nom de guerre," mijnheer en
mevrouw Randall.
Hoe komen de menschen in
Godsnaam aan zulke onzinnige
praatjes?
Men houdt stijf en sterk vol
dat je gezien bent gezien en her
kend door verschillende personen
Ik reizen met kolonel Rannock
en als zijn vrouw! Groote God! Een
man, dien ik driemaal een blauwtje
heb laten loopenl Driemaal! her
haalde zij met een zenuwachtigen
lach. Hij heeft in dezelfde kamer
voor mij op zijn knieën gelegen
op zijn knieën, Suze, als een minnaar
in een oud tooneelstuk en ik heb
hem uitgelachen I
Dat is een gevaarlijk spelletje,
Grace, bij een bepaalde categorie
van mannen.
Kolonel Rannock is er de man
niet naar, om een vendetta te be
ginnen om een vrouwenlach. Hij is
zelf een lachende philesoof en neemt
alles even licht en luchtig op.
lijn pijnlijk, ze genezen
moeilijk en laten vaak
litteekens na. Behandel
za daarom zorgvuldig,
de pijn verdwijnt direct, de wonden of
blaren blijven zuiver en genezen snel.
geloof ging hechten aan de verkla
ringen van mr. Ries zelf. Wij halen
aan:
X was terdege bij de politie be
kend.
Deze had bovendien kunnen we
ten, dat hij drie jaar onder toezicht
had gestaan. Zij had bij informatie
van den ambtenaar bij de Kinder
wetten kunnen hooren, welk een
grenzenlooze fantast en Leugenaar
hij was.
Terwijl hij gehoord wordt op 9
Mei terzake van zijn flesschetrekkerij
gaat hij zijn verhalen over mr. Ries
vertellen, nadat hij over anderen
reeds verhalen gedaan heeft.
En wat doet de politie?
Stelt zij, die toch zooveel van hem
wist, een serieus onderzoek in naar
zijn betrouwbaarheid, hetgeen voor
haar zeer gemakkelijk was?
Ze doet dit niet, maar ze schenkt
geloof aan den fantast, den leuge
naar, den bedrieger.
Ze laat de beschuldigden ook niet
eens komen om hun te vragen naar
de waarheid van de beweringen van
X. Ook dat niet. Zij beschouwden
beschuldigden als verdachten.
Had de politie de verhalen aan
vankelijk gecontroleerd, door te spre
ken met de beschuldigden, had zij
zich bovendien behoorlijk op de
hoogte gesteld van de betrouwbaar
heid van X, dan had zij zichzelve
bewaard voor de onvergeeflijke fout,
die zij gemaakt heeft, de fout, die
voor mr. Ries zulke bittere gevolgen
heeft gehad.
Tenslotte verwijt ds. Van der
Heide den officier van Justitie, dat
deze zich niet eerst in verbinding
met de politie heeft gesteld om zich
voldoende van de betrouwbaarheid
van den getuige te overtuigen. De
klacht en grief van den schrijver
gaan voorts uit naar de traagheid
van den rechtsgang en het einde
loos slepend houden van een derge
lijke eenvoudige strafzaak. Den rech
ter-commissaris moet het verwijt tref-
Zool Maar wie weet, wat ach
ter die zoogenaamde luchthartigheid
schuilt. Als kolenel Rannock maar
niet dit schandaal op touw heeft
gezet met het zeer bepaalde doel,
voor de vierde maal met een huwe
lijksaanzoek voor den dag te komen
en dan het zoo vurig gewenschte
ja-woord te ontvangen!
Hoe zou hij nu de menschen
kunnen laten bezweren, dat zij mij
gezien hebben mij in Algiers,
terwijl ik goed en wel in Italië zat?
Het is allemaal onzin, Suze een
allerbespottelijkst .malentendu'. Mijn
naam wordt gebruikt met betrekking
tot een andere vrouw. Maar nu ik
weer in Londen ben, zal alles spoe
dig genoeg opgehelderd worden. Als
de menschen mij maar eenmaal weer
ontmoet en gesproken hebben, zul
len ze zelf inzien, dat ik er de vrouw
niet naar ben, om zulke dingen te
doen. En wat kolonel Rannock be
treft hij is een losbol en een ver
kwister, maar hij is in alle geval
een welopgevoed man, iemand van
voorname geboorte.
(Wordt vervolgd).