BRESKENSCHE COURANT
Nieuws- en Advertentieblad voor geheel Zeeuwsch-Vlaanderen W. D.
De Burgeroorlog in Spanje.
Innifred de Pelskoningin.
ONDRAGELIJKE
BRANDWONDEN
KLOOSTERBALSEM
Verschijnt iederen DINSDAG- en VRIJDAGAVOND. a Telefoon 2L
50895
Uitgave E. BOOM-BLIEK - Breskens
EERST El BLAD.
AKKER'S
45stejJJaargang
Vrtfdag 18 jSeptember 1936
[Nummer(]4171
ABONNEMENTSPRIJS:
Per drie maanden I 1.25. Buiten Breskens per drie maanden 1 1.40.
Franco per post per jaar I 5.00
Buitenland per jaar f 6.50 - Alles bij vooruitbetaling.
ADVERTENTIEPRIJS
Van 1-5 regels 10,75. Iedere regel meer 10; 15. Inger Med. 30 ct. per regel
Abonnements-advertenties groote korting.
Kleine Advertenties tot hoogstens 5 regels I 0.40 (bij vooruitbetaling)
Dit nummerbestaat uit tweebladen
Industrialisatie in verband
met den landbouw.
Cl
in de Woensdag in Amsterdam
gehouden vergadering van den Al-
gemeenen Nederlandschen Zuivel-
bond, heeft de heer H. D. L.ouwes,
voorzitter van de Groninger Maat
schappij van Landbouw, een inlei
ding gehouden over ,,de industriali
satie in verband met den landbouw".
Als spr. heeft geconstateerd, dat
industrialisatie van overheidswege in
Nederland bezig is uit de sfeer der
theorie over te gaan in die der
praktijk is hij van oordeel, dat de
boerenstand tegenover dit streven
naar industrialisatie met groote wel
willendheid en sympathie behoort te
staan.
Onze bodem kan ons geheele volk
niet van het noodige levensonder
houd voorzien en hij levert niet het
overschot om den onmisbaren in
voer van metalen, hout, petroleum,
rubber, koloniale waren enz. te kun
nen betalen. Er moeten meer be-
staansbronnen zijn en een van 3e
belangrijkste hiervan, die bovendien
nog meer productief kan worden,
is de industrie. Het is dus goed en
redelijk, dat de overheid hier op
aansporing zint.
Spr. komt dan tot de vraag: wat
kan de overheid doen en wat is
haar taak? Spr. gelooft het alge
meen inzicht van den boerenstand
vrij juist weer te geven, als hij zegt:
het is in de eerste plaats de taak
der overheid, in het oeconomische
leven der natie een vrije baan te ma
ken en te houden voor gezonde
energie-ontplooiing der burgers. De
boerenstand gelooft in eigen kracht
en durft het leven aan, van de over
heid verlangt hij orde, recht, voor
lichting, sociale rechtvaardigheid,
maar in haar oeconomische talenten
gelooft hij niet.
De praktijk van ons huidige oeco
nomische leven is juist het omge
keerde. Er kan zakelijk in Neder
land niet zoo heel veel meer ge
beuren, of de overheid heeft er mee
te doen. De overheid is op dien
weg gedwongen, ook wel door eigen
FEUILLETON
86.
Roman van
H. COURTHS-MAHLER
met autorisatie uit het
Duitsch vertaald door
Mevr. J. P.WESSEI.INK-v. Rossum
0
Zij heeft mij gezegd, dat tus
schen mijn geluk en mij nog een
lange weg lag, en dat ik eerst nog
iets groots en moeilijks moest be
leven, voordat ik het ware geluk
zou vinden. Het groote en moeilijke
is er de oorlog. Maar zal ik
daarna mijn geluk ontvangen? Groet
in elk geval de goede Nelli Bridge
en troost haar, als haar kaarten
toch gelogen hebben. Zij heeft het
goed bedoeld.
En nu vaarwel, mijn lieve, kleine
koningin mijn lieftallige droom
van geluk! Wij zullen elkaar nooit
vergeten I Weet je het nog, herinner
je je het uur waarop je dit tegen
mij zei? Hoe moeilijk was het toen,
je niet te kussen, even moeilijk als
toen ik je in mijn armen droeg.
beleid, maar ook door onvermijde
lijke factoren. Naar spr.'s gevoel
heeft de overheid te laat begrepen,
waar het om ging en toen zij dat
wel begreep, teveel een politiek van
pappen en nathouden gevolgd, te
weinig doortastend gehandeld.
Wat nu de industrialiseering be
treft, meent spr., dat ondernemingen
met de beste kansen kunnen mis
lukken en die met de slechtste kan
sen slagen soms, alleen door de
eigenschappen van den ondernemer
of leider. De moeilijkste opgaaf van
de overheid bij het beoordeelen, hoe
en waar zij crediet moet geven, is
de persoonsbeoordeeling der aanvra
gers.
Wanneerr wij zelf een product ma
ken, koopen wij in den vorm van
grondstoffen minder van het bui
tenland dan in den vorm van het
afgewerkte product vroeger. En dat
buitenland koopt weer minder van
ons. Wie moet dan bij dien export
het gelag betalen? Ziedaar het pro
bleem. Voor ons, zegt spr., te angst
wekkender, omdat wij uit ervaring
weten, dat als er in Nederland een
gelag moet worden betaald, dit niet
zelden voor rekening van den land
bouw komt.
Voortgaande zegt spr., dat het er
nu op aan komt, om op harmonieuze
wijze de bedrijvigheid en in den
landbouw en "in de industrie aan te
wakkeren. Het Nederlandsche volk
en ook onze regeering bedenken
eens, welke consequenties er ver
bonden zijn aan het besluit, den
N.O. polder droog te maken. Al die
honderden millioenen zijn en wor
den verwerkt voor het vreedzaam
bedrijf van spade, ploeg en melk
emmers en de industrie, die er zal
komen, is de landbouwindustrie, voor
alles de zuivelfabriek. Een verstan
dig volk gooit geen honderden mil
boenen in het water, noch wint het
dure gronden aan, om er een niet
loonend gebruik van te maken. Wij
kunnen dus dit vaststellen: metter
daad bewijst ons volk, de groote
beteekenis van uitbreiding van ons
landbouwfundament te beseffen
daarmede behoeft uitbreiding der in
dustrie allerminst in strijd te zijn.
Maar er moet evenwicht betracht
worden en men moet niet den land
bouw aan de industrie opofferen.
De regeering moet bij het afwe
gen van de belangen van de bodem
cultuur van moederland en kolo
niën rekening 'houden met het ver
Nu doe ik het toch in gedachte.
En als ik sterven moet, zal je lief
tallig beeld om mij heen zweven
Vaarwel, Winni mijn Winni
moge al het geluk der wereld je
deel zijn.
Tot in den dood
je getrouwe Rudolf".
Een trillende zucht ontsnapte Sal
ten toen hij dezen brief had ge
ëindigd. Hij staarde met vurige
oogen voor zich uit. Nu te moeten
sterven, was bitter. Maar het scheen
hem bijna zeker. Zulk een groot
geluk, als het bezit van Winni. kon
niet voor hem zijn weggelegd.
Nu moest hij nog afscheid nemen
van zijn moeder. Het was hard.
Dezen keer hielp de anders zoo
dappere vrouw geen zonnige ge
dachte over het groote leed heen,
dat millioenen moeders met haar
droegen. Het was zoo hard, den
zoon, dien zij met al de kracht harer
liefde ternauwernood aan den dood
had ontworsteld, weer den dood te
zien ingaan.
Salten moest zich tenslotte uit haar
armen losrukken.
Hij vertrok naar Berlijn en meldde
zich bij zijn regiment. Twee dagen
later ondernam hij met zijn kamera
den den tocht naar het Westelijk
leden en de toekomst en niet alleen
met den huidigen nood. Spr. denkt
hier aan onze oeconomische betrek
kingen tot Duitschland. Eeuwenoud
zijn onze zuivelrelaties met dat land
en voor de toekomst zijn er nog
groote mogelijkheden. Daarom moe
ten die relaties in de eerste plaats
in stand worden gehouden en wij
zien hoe de rentedienst en o.a. onze
koloniale producten met een zoo
groot deel van het betalingscontin
gent weggaan, dat onze zuivelexport
(en die van groenten) een steeds
droever beeld gaat vertoonen. Wij
misgunnen noch den geldschieter,
noch Indië het hunne. Maar boven
het doode geld gaat het levende be
drijf en zou er ten aanzien van onze
Indische producten met Duitschland
geen andere regeling te treffen zijn,
waardoor die ook buiten de clearing
om gekocht kunnen worden?
Verder meent spr. nog eens te
moeten wijzen op het feit, dat wij
twee oeconomische departementen
hebben en dat het eene, het de
partement van handel, nijverheid en
scheepvaart de onderhandelingen
met het buitenland voert. Nu ge
looft hij zeker in den goeden wil
van den minister en de betrokken
ambtenaren van het departement van
handel, nijverheid en scheepvaart,
om eiken bedrijfstak, ook den land
bouw, het zijne te geven. Maar voor
de meesten der onderhandelaars zijn
de landbouw en zijn belangen het
aanbevolene, waarvoor misschien een
knoop in de zakdoek is gelegd,
doch zijn de belangen van handel,
industrie en scheepvaart het van
zelfsprekende.
Op de vraag, wat voor ons als ge
organiseerde Nederlandsche boeren
stand, zoowel als georganiseerde zui
velbereiders, valt te doen, antwoordt
spr., dat getracht moet worden, een
rechtmatigen invloed op elk terrein
te verkrijgen. Deze invloed is te be
reiken door een zoo efficient moge
lijke samenwerking in het werkelijk
grootsche geheel van onze boeren-
organisaties op verschillend gebied.
Naarmate de bemoeiing der over
heid met "het bedrijfsleven groeit,
groeit ook de behoefte der overheid
aan deskundige, eerlijke en bezon
nen voorlichting. In de boerenwe
reld leeft de gedachte, dat de boer
zelf de leiding moet hebben in zijn
zaken. De bekwaamste boeren kun
nem echter die taak niet aan, indien
niet naast hen staan de eigen des
front.
Toen hij op het station stond en
zijn manschappen aan zich voorbij
liet trekken, was het of plotseling
zijn hart stilstond. Midden onder zijn
manschappen zag hij een gelaat.dat
hem aan het donkerste uur van zijn
leven herinnerde. Georg Fein was
als vaandrig bij zijn regiment inge
deeld de man, aan wien hjj zijn
onwaar eerewoord had gegeven.
De oogen van Georg Fein ont
moetten de zijne met een eigenaar
dige uitdrukking. Het was hem alsof
hij een vuistslag in het gelaat had
gekregen. En gedurende den gan
schen rit zag hij steeds weer dit ge
laat en verder gedurende den
ganschen oorlog maandenlang
jarenlang, steeds bleef Georg Fein
in zijn nabijheid.
Zij spraken geen woord met el
kaar als het voor den dienst niet
noodzakelijk was. Maar in de oogen
van Georg Fein scheen steeds de
zelfde vraag te liggen: waarom leef
je nog?
Salten leed onuitsprekelijk onder
het bewustzijn, dat deze man zijn
eer in handen hield. Dat duurde zoo
ruim twee jaren.
Maar op zekeren dag werd dit al
les anders.
Het regiment had een heet ge
kundigen, doorkneed in hun vak en
steunende op de oeconomische macht
hunner organisaties. In dit verband
wijst spr. op de noodzakelijkheid van
uitbouw van het overleg tusschen
de centrale landbouworganisaties en
den F.N.Z. Spr. wekt de boeren
op, hun eigen zuivelindustrie zoo
sterk mogelijk te maken. Hier helpt
geen klagen, alleen de daad. En als
wij in eigen kring op onze boerde
rijen en in onze organisatie doen
wat wij kunnen, dan hebben wij als
Nederlandsche boeren een moreel
recht om van de regeering te vra
gen ons te helpen, waar eigen kracht
te kort schiet.
N.R. Crt.
o—
Een ernstige bedreiging van
de hoofdstad.
Tot een punt van gewicht in den
burgeroorlog begint zich te ontwik
kelen de strijd ten Westen van
Madrid. Daar vormen de rechtsche
troepen onder kolonel Yague, op
rukkend langs den straatweg van
Talavera naar Madrid, volgens de
Manchester Guardian, wellicht groo-
ter bedreiging voor de hoofdstad
dan op eenig ander front. Anders
dan op de wegen over de passen
in de Sierra de Guadarrama en in
de Sierra de Gredos (Noordelijk van
Talavera) waar men zich van weers
zijden als het ware heeft vastgezet,
zijn er niet zulke sterke natuurlijke
stellingen op den weg van Talavera
naar Madrid.
Na den val van Badajoz (14
Augustus), waarbij kolonel Yague
zich heeft onderscheiden, heeft hij
zich beijverd zijn strijdkrachten naar
Talavera te brengen over een af
stand van bijna 300 kilometer, over
welken practisch geen tegenstand is
geboden. Op 4 of 5 September be
zette Yague Talavera.
Dit dorpje, liggende aan den oever
van den Taag en den weg en spoor
weg beheerschende, welke van Ma
drid naar Lissabon leiden, heeft in
de geschiedenis reeds van zich doen
spreken. Het werd door generaal
Victor, een van Napoleon's aan
voerders, uitgekozen als een ge
schikte plaats om Wellington weer
stand te bieden toen deze in 1809
vecht achter den rug. De afdeeling,
waartoe Salten en Georg Fein be
hoorden, werd tegen dein avond ach
ter de vuurlinie teruggebracht. Maar
buiten knetterde onophoudelijk het
vuur der machinegeweren van den
vijand en bestreek het veld.
Toen hoorde Salten een soldaat
tegen een ander zeggen:
„De vaandrig Fein heeft een schot
gekregen, ik zag hem vallen, maar
ik kon hem niet helpen, niettegen
staande hij mij verzocht hem mee
te nemen. Hij is zoo zwaar. Met
zulk een last komt men niet verder
en de schoten vlogen over ons
heen".
Salten wendde zich tot den sol
daat. Hij liet zich precies de plaats
beschrijven waar Fein was gevallen
En toen ging hij nog eens in den
regen van kogels geheel alleen yn
zocht naar Georg Fein zander acht
te geven op het moorddadig vuur
om hem heen. Hij vond hem op
de aangegeven plaats en hoorde hem
steunen. Hij boog zich over hem
heen en tilde hem op. En hem met
zijn lichaam dekkend, sleepte hij hem
achteruit naar een beschutte plaats
En van hier droeg hij hem zelf met
een soldaat naar de ambulance.
Georg Fein had, terwijl Salten
hem droeg, eens opgekeken in het
DE VELLEN HINGEN ERBIJ
Dank Zl| KLOOSTERBALSEM komt
itfo hand weer good in ordo
,,'t Gebeurde door kokend heete olie en
mijn rechter hand was geheel en al y
wond. Ik was ten einde raad en huilde
van de ondragelijke pijnen. Mijn man
heeft mijn hand dadelijk verbonden
met Kloosterbalsem, welke we altijd
voor ons kleintje in huis hebben. U kunt
er zich geen voorstelling van maken,
hoe dat ineens heerlijk verzachtte. Ik
geef de heilige verzekering, dat ik
zelf verstomd sta over het wonder.
Binnen 14 dagen was mijn hand weer
gewoon." jfrvr. h. Fr. te 't-#.
ORItlNHL TCR INZAQI
„Geen goud zoo goed"
OiOTertrotfeo bQ brand-anfy wonden
Ook ongeëvenaard ala wrfjfmlddel bfj
Rheumattek, aplt en pijnlijke spieren
SchroefcJoot 33 ct. Potten: 62ct ca f 1.04
oprukte naar Madrid. Noordwaarts
van Talavera leidt een weg naar
Avila, welke hiet den troepen van
kolonel Yague mogelijk maakt zich
te voegen bjj de opstandige strijd
macht in de bergen ten Noorden van
Madrid. Het schijnt zelfs dat reeds
eenig contact tot stand is gekomen.
De regeeringstroepen, die 12.000
man sterk zijn, worden aangevoerd
door generaal Ascencio, een der wei
nige officieren, die geweigerd heeft
zich bij de rechtschen te voegen
en die zich onderscheiden heeft in
de Marokkaansche oorlogen. De
strijdberichten van weerszijden om
trent de situatie aan het front van
Talavera spreken elkander tegen,
maar de vaagheid van de regeerings-
communiqué's en het onloochenbare
feit dat er schermutselingen heb
ben plaats gehad 15 kilometer oost
waarts van Talavera, wekken den
indruk, dat de regeeringstroepen zijn
teruggeslagen in de gevechten op 4
en 8 September. De rechtsche troe
pen bevinden zich nu reeds verder
dan Maqueda, daar, waar de weg
uit Madrid den weg uit Toledo
snijdt. Zooals gemeld is één van
vreemd versteende gelaat van Sal
ten, daarna werd hjj bewusteloos.
Maar toen hij in de ambulance
verbonden was en weer bijkwam,
zei de arts: ,,ge zoudt verloren zijn
geweest, als de eerste luitenant Sal
ten u niet met gevaar van zijn eigen
leven uit den dichtsten kogelregen
had weggehaald. Een half uur la
ter zoudt gij dood zijn gebloed".
Daarover had Fein nagedacht.
Hij hoorde nog velerlei over Sal
ten's heldendaad. Zijn manschappen
hadden hem met een hoera ontvan
gen, toen hij weer bij hen kwam.
Zij waren er allen getuige van ge
weest, dat Salten den vaandrig Fein
weggehaald had.
Toen liet Georg Fein den eersten
luitenant Salten bij zijn legerstede
komen.
Nu verwachtte hij den man, dien
hij zoo lang gehaat had. Gedurende
den ganschen oorlog had hij op een
gelegenheid gewacht Lem te bla-
meeren. Zijn lafheid had er hem
slechts van teruggehouden. Fein was
een van die mannen, die voor ieder
nieuw gevecht, hun lafheid weer
moesten overwinnen.
(Wordt vervolgd).