BRESKENSCHE COURANT
Nieuws- en Advertentieblad voor geheel Zeeuwsch-Vlaanderen W. D.
„Het Plan van den Arbeid".
Winnifred de Pelskoningin.
Verschijnt iederen DINSDAG- en VRIJDAGAVOND. Telefoon 21. Postgiro 50895 Uitgave E. BOOM-BLIEK - Breskens
FEUILLETON
45ste Jaargang
Dinsdag U Augustus 1936
Nummer 4160
ABONNEMENTSPRIJS
Per drie maanden f 1.25. Buiten Breskens per drie maanden t 1.40
Franco per post per |aar 5.00
Buitenland per jaar f 6.50 Alles bij vooruitbetaling.
ADVERTENTIEPRIJS
Van 1-5 regels 10,75 Iedere regel meer f 0; 1 5Ingez. Med. 30 ct. per regel
Abonnements-advertenties groote korting.
Kleine Advertenties tot hoogstens 5 regels t 0.40 (bij vooruitbetaling)
0
ln een brochure, verschenen bij
de Electr. Drukkerij „Luctor et
Emlergo" te 's-Gravenhage, onder
den titel „Waar het om1 gaat" en
samengesteld door het verbond van
Nederlandsche werkgevers, wordt in
een zeer interessant betoog het plan
van den arbeid getoetst.
Omtrent de conclusies van het
onderzoek vinden we in de N. R.
Crt. het volgende vermeld:
I. Het plan van den arbeid leert
ons niets omtrent de vraag hoe men
zich in socialistische kringen hier
te lande de verwezenlijking en de
werking van het socialisme denkt.
Het leert ons alleen iets omtrent de
wijze, waarop mlen den overgang
naar het socialisme dus de voor
bereiding voor den sprong in het
duister denkt te organiseeren.
Het doel, dat den leiders voor oogen
zweeft en d^t tot dusver nergens
in de beschaving is-verwerkelijkt,
blijft vaag en onbepaald, zoowel wat
het tijdstip van verwezenlijking be
treft, als de wijze, waarop de so
cialistische samenleving zal zijn in
gericht. Het is den leiders er alleen
om te doen een beweging gaande
te houden, waarvan niemand weet,
welke richting zij uitgaat. De vraag,
of deze beweging steun verdient,
staat of valt met de vraag, of de
socialistische orde inderdaad grooter
welvaart, meer individueele vrijheid
en een betere verdeeling van het
maatschappelijk inkomen waarborgt
dan de tegenwoordige maatschappe
lijke orde. Dat zulks het geval zou
zijn, is tot dusver nimmer en ook
nu niet aannemelijk gemaakt.
II. Het plan van den arbeid, be
zien als crisisplan, valt uiteen in
twee gedeelten, welke los van elkaar
kunnen worden besproken: een plan
tot bestrijding van de tegenwoordige
crisiswerkloosheid en een samenstel
van maatregelen ter voorkoming of
„opvanging" van toekomstige crisis.
III. Zelfs indien de optimistische
verwachtingen 'omtrent de resultaten
van de uitvoering van het eerste ge
deelte, het eigenlijke crisisplan, ten
volle in yervulling zouden gaan, zou
de crisistoestand, waarin ons land
verkeert, geenszins zijn opgeheven,
aangezien een overgroot gedeelte
van de thans werkloozen van werk-
75.
Roman van
H. COURJHS-MAHLER
met autorisatie uit het
Duitsch vertaald door
Mevr. J. P. WESSELINK-v. jRossum
0
Toen hij voor Nelli Bridge stond,
die nog bezig was, nieuwe waren
uit te pakken, begroette hij haar met
zoo'n blijden roep, dat zij hem ver
wonderd aankeek.
„Wel, Mr. Salten met zulk
een vroolijk gezicht heb ik u nog
nooit gezien. Wat zegt u nu vap
mijn kaarten, die u een groot geluk
op de jacht hebben voorspeld?"
Hij lachte haar toe. ,,U heeft
groot gelijk, Mrs. Bridge, dat u niet
toelaat, dat men iets van uw kaarten
zegt".
„Wacht u nu een oogenblik, Mr.
Salten, ik wil u vandaag reeds het
verzegelde papiertje geven. Juist he
den lagen de kaarten zoo gunstig
voor u. Ik heb dadelijk opgeschreven
welke beteekenis ze hebben en heb
gelegenheid verstoken zou blijven.
IV. Het rapport blijft in gebreke
het bewijs te leveren: 1. dat er in
derdaad op het oogenblik een vol
doend aantal werkelijk productieve
groote werken tot een totaal bedrag,
van f 600 millioen te vinden is om
deze voor uitvoering gedurende drie
jaar in aanmerking te doen komen;
2. dat het mogelijk zou zijn deze
werken binnen drie jaar uit te voe
ren.
Een groot deel van de in het rap
port opgesomde werken is niet ren
dabel, ja zelfs niet productief in den
zin van eenige opbrengst belovend.
V. Het aanbevolen premiestelsel,
om bij onderhoudswerken door par
ticulieren of semii-publieke lichamen
werkverruiming te bevorderen, is
verwerpelijk.
VI. Er zijn en er worden in ons
land reeds in ruime mate openbare
werken uitgevoerd ter tempering van
de werkloosheid; ten onrechte wekt
het plan den indruk, alsof zulks voor
Nederland een nieuwe, tot dusver
onbekende, vorm van crisisbestrij-
ding zou zijn.
'VII. Door den eisch te stellen,
dat de projecten niet als werkver
schaffing maar tegen normaal week
loon moeten worden uitgevoerd,
snijdt het plan de uitvoering af door
niet vakbekwame werkloozen. Het
is uitgesloten, dat op deze wijze de
algemeene werkloosheid belangrijk
zal afnemen.
VIII. Het is zeer twijfelachtig of
er voldoende vakbekwame werkloo
zen zullen zijn om de projecten uit
te voeren, temeer als dit zou moeten
geschieden in een 40-uren-week.
IX. Ten onrechte meenen de stel
Iers van het plan, dat inscTiakeling
van de 40-uren-week tot intensiever
werkloosheidsbestrijding" voert. Werk
tijdverkorting verhoogt de productie
kosten en bevordert dientengevolge
uiteindelijk de werkloosheid.
X. Van de uitvoering van deze
grootendeels improductieve werken
is geen blijvende verhooging van
de productiviteit te verwachten. Na
ommekomst van de drie jaren is het
maatschappelijk consumptiefonds niet
vergroot; er heeft slechts oonsump
tief verbruik van kapitaal plaats ge
had.
XI. In het stelsel van de ontwer
pers van hpt plan zou men voor de
daarvan verwachte secundaire werk
verruiming de openbare werken kun
het blaadje verzegeld. Berg het in
het medaillon, waarin .u het portret
van uw moeder bij u draagt. I.aat
het daar zitten. Denk aan Nelli Brid
ge als u het open vouwt. U moet
mij meedeeien of mijn kaarten goed
hebben voorspeld".
Zij zocht in den lessenaar en haal
de het verzegelde briefje er uit. Hij
deed het lachend in het medaillon
„Ik zal het als een talisman bij mij
dragen, Mrs. Bridge, daar het mij
geluk moet brengen. En nu zult
u ook het allerlaatste nieuws hooren
namelijk dat ik den eersten April
van hier vertrek. Mr. Hartau heeft
dan in Montreal een betere betrek
king voor mij".
Nelli Bridge sloeg lachend de
handen ineen. „Heb ik u niet ge
zegd, dat u spoedig van hier zoudt
gaan? Alles zal uitkomen. Ik wensch
u veel geluk. Mr. Salten. u bent een
goed mensch en verdient uw geluk".
„Niet alle goede menschen kun
nen gelukkig zijn, Mrs. Bridge".
„Maar u zult het zijn heb maar
geduld".
Salten wenschte haar goeden
nacht en ging naar zijn kamer.
0
Meer dan een week mioest Peter
Hartau nog miet zijn dochter in het
boschhuis blijven, voordat Winni-
nen overslaan en ach kunnen be
palen tot de verhooging van de
steunbedragen tot dë normale loonen
met leeningsgeld gedurende drie
jaar, en deze giften kunnen uitkee-
ren aan evenveel arbeiders als vol
gens het plan werk zullen kunnen
vinden bij de openbare werken en
de daarvoor noodige opdrachten aan
de nijverheid.
XII. De beweerde koopkrachtver-
hooging, met de daarop gebaseerde
secundaire werkverruiming, die uit
de inkomstenverhooging van de te
werkgestelde arbeiders zou voort
vloeien, is in het wezen der zaak
slechts koopkrachtverschuiving. Het
totale volksinkomen stijgt niet door
uitvoering van het plan, het daalt
veeleer. Immers door het tegengaan
van verdere aanpassing en het op
voeren van de bedrijfskosten, waar
bij ook een stijging van Overheids-
lasten is te voorzien, brengt het plan
de Nederlandsche exportindustrie in
nog ongunstiger conditie dan thans.
XIII. De stelling, dat de gelden
voor het plan benoodigd, tot dusver
aan de circulatie zouden zijn ont
trokken en dat door de aanvaarding
daarvan virtueele in reëele koop
kracht zou worden omgezet, is on
houdbaar. Het overgroote gedeelte
van de liquide middelen waarover
particulieren beschikken, is tijdelijk
of op langoren termijn belegd en
zoodoende reeds aan allerlei pro
ductieve of consumptieve doeleinden
dienstbaar gemaakt.
Zij, die werkelijk hun geld moch
ten „oppotten," zotfden zeker niet
bereid zijn het in de 600-millioen-
leening van het plan te steken.
XIV. Onverschillig of er al dan
niet oppotting plaats heeft, staat vast,
dat zoodra de f 600 millioen voor
de groote werken zijn uitgegeven,
de primaire en daarmede tevens de
secundaire werkverruiming een einde
neemt en de werkloosheid weder
evengroot wordt als te voren, tenzij
pit anderen hoofde, door oorzaken
buiten het plan gelegen, de alge
meene oeconomische toestand mocht
verbeteren.
De bewering, dat het uitgegeven
geld, wanneer het niet opnieuw wordt
opgepot, toch blijft circuleeren, is
niet ter zake dienende.
Hoe sneller we onze reserves ver
bruiken, zonder dat deze door ver
hoogde inkomsten uit het buiten
land worden aangevuld, des te eer-
fred weer goed haar voet kon ge
bruiken.
Iederen dag kwam Salten en de
beide jongelieden brachten heerlijke
uren door, xvaarin hun hart elkaar
steeds meer naderde, zonder dat zij
ook maar een woord over liefde
hadden gesproken. Dit rustig nader
komen en elkaar vinden was vol
heerlijke betoovering.
Peter Hartau liet hen begaan. Hij
vertrouwde Salten volkomen en wist,
dat deze den yrefle van Winnifred
op geen enkele wijze zou verstoren.
Lachend had Salten vader en
dochter van zijn ontmoeting met
Hans Hölderlin verteld, die het wel
erg speet, dat de berin reeds gescho
ten was, maar bij het vernemen van
de nadere bijzonderheden, krabde hij
zich achter het oor en zeide:
„Het is waar dan kon je niet
wachten totdat ik kwam".
De premie voor het vel der berin
had hij beslist niet willen aannemen.
Maar hij was zeer blij geweest, toen
hij hoorde, dat Peter Hartau hem,
een deel van de winst had toege
Tlacht, die de jonge beer bij verkoop
zou opbrengen.
Toen Peter Hartau met zijn doch
ter vertrok, klonken er geen treurige
afscheidswoorden, maar van beide
zijden een blij: tot weerziensI Er la
gen toch nog slechts twee maanden
der treedt algeheele uitputting in.
XV. Ook de berekening van het
bedrag van de z.g. koopkrachtver-
meerdering in het plan is foutief,
doordat ten onrechte is aangenomen,
dat de steun, dien de bij de uitvoe
ring van de werken eventueel te
werkgestelde arbeiders tot dusver
ontvingen, gemiddeld slechts 1/3 van
hun loon bedraagt.
XVI. De stellers van het plan zien
over het hoofd, dat zij, die de be-
noodigde f 600 millioen bij elkaar
zouden brengen, in mindere mate
in staat zouden zijn zelf werk te ge
ven.
XVII. Aangenomen, dat er voor
een vertrouwenwekkend plan nog wel
belangrijke bedragen van het Neder-
landsch beleggend publiek zouden
te krijgen zijn, is voor het plan van
den arbeid dat geld zeker niet te
krijgen, omdat de berekeningen,
waarop het steunt, geen vertrouwen
in dit plan inboezemen.
XVIII. De stellers van het plan
spiegelen budgetaire besparingen
voor als gevolg van de vermindering
van de werkloosheid bij uitvoering
van het plan. In werkelijkheid komt
er van deze besparingen niets, doch
zullen de uitgaven schrikbarend stij
gen.
XIX. Ook de berekende reusach
tige secundaire werkverruiming be
staat grootendeels in de verbeelding
van de ontwerpers van het plan.
De primaire koopkrachtverhooging
van de tewerkgestelde arbeiders zal
immers slechts voor een gedeelte
worden omgezet in den aankoop van
producten, waarin arbeidsloon ver
werkt is en bovendien is daarbij een
belangrijk gedeelte, dat uit het bui
tenland komt. Ook is het bedrag
van de berekende koopkrachtverhoo
ging veel te hoog (zie conclusie
XV).
XX. Bij de uiteenzetting van de
maatregelen ,tot voorkoming of op
vanging van toekomstige crisis blij
ken de opstellers van het plan, of
schoon zelf uitdrukkelijk onderscheid
makende tusschen z.g. structureele
en conjunctureele crisis en van oor
deel zijnde, dat de wijzigingen in
de oeconomische structuur zeer be
langrijken invloed oefenen op de ex
portmogelijkheid en de werkgelegen
heid hier te lande, alleen rekening
te houden met wat in het plan ver
staan wordt onder conjunctureele
crisisoorzaken en daardoor machte-
tusschen heden en dep dag, die Sal
ten naar Montreal zou brengen.
Al het noodzakelijke was tusschen
Hartau en Salten afgesproken.
Wel werd het na het vertrek van
vader en dochter voor Salten dubbel
eentonig en stil, maar hij vulde zijn
dagen met ingespannen arbeid, zoo
dat hij des avonds vermoeid op zijn
legerstede viel. Een .stille blijheid
vervulde zijn ziel.
Een kleine afwisseling bracht het
verzenden van den jongen beer, die
naar New York verkocht was. Hij
werd in een kooi gedaan en Salten
en Hölderlin reden er in een slee
mee naar het station. Hölderlin
scheidde met een bezwaard hart van
zijn grappigen, loggen huisgenoot
maar toen hij later vernam, dat Mr.
Hartau hem eenige duizenden mark
had toegekend, maakte hij een lucht
sprong en zei tot Salten: „ik zou
eiken dag jonge beren willen van
gen".
Maar'hoe de beide pelsjagers hun
terrein ook doorzochten, zij vonden
geen beren mieer. Slechts in nog
noordelijker gelegen terreinen wer
den er dezen winter nog eenige ge
schoten.
Maar er werd toch nog een zeer
goede buit gemaakt en niet alleen
Salten maar ook Hölderlin kon zeer
tevreden zijn.
loos te staan tegenover de structu
reele oorzaken, waarvan de nadee-
lige invloed niet te neutraliseeren
is door wat het plan als „conjunc-
tuurbeheersching" aanprijst, maar
slechts door aanpassing, aan gewij
zigde oeconomische omstandighe
den.
XXI. De stellers van het plan twij
felen zelf aan de doeltreffendheid van
nationale conjunctuurbeheersching
ter voorkoming of opvanging van
toekomstige crisis. Juist de meest
conjunctuurgevoelige bedrijven, die
voor de internationale markt werken
of den invloed yan de internationale
prijsverhoudingen f rechtstreeks on
dervinden, willen de ontwerpers van
het plan niet of te nauwernood aan
de maatregelen, welke het plan be
oogt, onderwerpen.
XXII. De zgf. „ordening" wordt
in het plan hoofdzakelijk ibepleit ivoor
de bedrijven, welke voor de locale
markt werken, alsmede voor de
distributie en de productie van en
kele levensbehoeften. Zij wordt niet
aanbevolen als middel tot crisispre
ventie, doch volkomen ten on
rechte in het consumentenbelang.
XXIII. De stellers van het plan
zeggen groot bezwaar te hebben te
gen zelfvoorziening of autarkie, maar
zij stellen allerlei maatregelen voor,
die deze slechts kunnen bevorderen.
Het plan beveelt feitelijk niets an
ders aan dan oeconomisdi na
tionalisme.
XXIV. Zonder den minsten grond
verwachten de ontwerpers van het
plan, dat de geprojecteerde bewuste
industrialisatie na drie jaar zoover
zal gevorderd zijn, dat de na afloop
van het crisisplan vrijkomende ar
beidskrachten in de nieuwe in
dustrieën werkgelegenheid zullen
kunnen vinden. Vestiging immers in
grooten omvang van uitsluitend voor
het binnenland werkende industrieën
is uitgesloten; de uitvoer echter
wordt door het plan niet bevorderd
maar tegengewerkt (zie conclusie
XII).
XXV. Door de in het plan aan
bevolen ruilverdragen is een belang
rijke vergrooting van onzen uitvoer
niet te verkrijgen.
XXVI. De stellers van het plan
willen de binnenlandsche productie
opvoeren om te ontkomen aan de
consequentie, dat we de tering naar
de nering moeten zetten, doch ver
zuimen zich er rekenschap van te
Van Karl Rittner kreeg Salten
spoedig na het vertrek van Peter
Hartau een brief, waarin deze hem
schreef, dat hij zich weer in Canada
bevond. Hij had in de nabijheid van
Quebec een stuk land gekocht, dat
zich uitstekend leende tot veeteelt
en gedeeltelijk ook voor akkerbouw.
Salten beantwoordde dat schrijven
en vertelde hem dat hij in April
naar Montreal ging.
Hij schreef ook aan zijn moeder
een langen, uitvoerigen brief. Hij
vertelde haar van de verandering,
die er in zjjn lot was .gekomen, maar
hij sprak nog niet over zijn verhou
ding tot Winnifred. Daartoe ver
meende hij geen recht te hebben.
En daarvoor was nog tijd genoeg
als zijn geluk vaster vorm had aan
genomen. Voorloopig zou het zijn
moeder geruststellen en verheugen,
als zij hoorde, dat hij weer in be
schaafde omgeving kwam. H.ij
schreef haar ook, dat hij een goede
som geld verdiend had door zijn
rijke jachtbuiten en dat zij zich over
hem1 niet bezorgd moest maken. Dat
zijn oom werkelijk met zijn huis
houdster getrouwd was, zooals zijn
moeder hem had meegedeeld, ver
oorzaakte hem weinig zorg. Hij
hoopte ook zonder de erfenis van
zijn oom door het leven te komen.
(Wordt vervolgd).