BRESKENSCHE COURANT Nieuws- en Advertentieblad voor geheel Zeeuwsch-Vlaanderen W. D. wusi, t T Winnifred de Pelskoningin, Verschijnt iederen DINSDAG- en VRIJDAGAVOND. Telefoon 21. Postgiro 50895 Uitgave E. BOOM-BLIEK - Breskens FEUILLETON Op van 't HOESTEN 45ste Jaargang Vrijdag 24 juli 1936 Nummer 4155 ABONNEMENTSPRIJS Per drie maanden f 1.25. Buiten Breskens per drie maanden I t .40 Franco per post per jaar I 5.00 Buitenland per jaar I 6.50 Alles bij vooruitbetaling. ADVERTENTIEPRIJS Van 1-5 regels 10,75. Iedere regel meer I0;15. Ingez. Med. 30 ct. per regel Abonnements-advertenties groote korting. Kleine Advertenties tot hoogstens 5 regels I 0.40 (bij vooruitbetaling) Dit nummerbestaatuit tweebladen EERSTE BLAD. De gewijzigde regeling van de spelling. Een overzicht van de wijzi gingen. De regels inzake de enkele e en o in open lettergrepen zijn ongewijzigd gebleven, evenzoo die betreffende de schrijfwijze van de sch (alleen te schrijven daar waar de ch gesproken wordt en in het achtervoegsel -isch). De verbuigingsuitgangen -e en -en bij lidwoorden, bezittelijke voor naamwoorden enz. („de hoed van eenen man"), welke door de jongere generaties al niet meer werden ge schreven, blijven definitief vervallen. Behalve echter in bijzondere taal of bijzonderen stijl; dit is een nieuwe uitzondering op den regel van 1934. De ook toen reeds aanvaarde uit zondering, n.l. dat de buigingsuit gangen -e en -en wel worden ge schreven in staande uitdrukkingen wordt gewijzigd; volgens de regels- Marchant worden deze verbuigingen in staande uitdrukkingen gehand haafd „waar deze uitgangen in de beschaafde gesproken taal worden gehoord". Deze tusschen aanhalings- teekens geplaatste woorden zijn in de regels van minister Slotemaker de Bruine vervallen. Bedoelde ver buigingen in staande uitdrukkingen moeten dus worden gehandhaafd, waar zij thans geschreven worden volgens De Vries en Te Winkel. De regels van de buigings-n zijn nog het meest veranderd, d.w.z. de uitzonderingen op den hoofdregel zijn uitgebreid. De hoofdregel zelf, n.l. dat de naamvals-n mag worden weggelaten, is gehandhaafd. Wat de uitzonderingen aangaat; de buigings-n wordt toegepast in staande uitdrukkingen en in bijzon dere taal en bijzonderen stijl. Bij staande uitdrukkingen is het be schaafde spraakgebruik als beslis sende factor uitgeschakeld evenal; bij de zooeven genoemde buigings uitgangen -e en -en. De verbuiging in bijzondere taai en bijzonderen stijl is voorts een nieuwe uitzondering op den hoofdregel, dat de verbui- gings-n niet wordt toegepast. 70. Roman van H. COURTHS-MAHLER met autorisatie uit het Duitsch vertaald door Mevr. J. P. WESSELINK-v. Rossum 0 Peter Hartau steunde zijn hoofd in diepe gedachten verzonken in zijn hand en keek lang zwijgend voor zich uit. In zijn scherp geteekend, karakteristiek gelaat weerspiegelde zich een diepe ontroering. Pas na langen tijd richtte hij zich op en keek ernstig naar de gespannen, sombere trekken van Salten. „Ik dank u voor uw vertrouwen, Mr. Salten en ik kan dit vertrouwen niet beter beantwoorden, dan door u een verhaal uit mijn verleden te vertellen. Dus ook ik was Duitsch officier, staande uit een oude offi ciersfawiilie, waarin het altijd de tra ditie was, dat de zoons soldaat wer den, ofschoon het steeds zeer be zwaarlijk ging de vereischte toelage te geven. Maar ik paste niet in "dit Voorts is de buigings-n voorge schreven ten aanzien van mannelijke personen, bij namen van dieren die öf uitsluitend een mannelijk individu aanduiden, (óf een gebruikelijk af leidsel op -in ter aanduiding van het vrouwelijk individu naast zich hebben, benevens bij woorden, die een kennelijk mannelijke zelfstandig heid aanduiden). Het gedeelte tus schen haakjes is een uitbreiding van de bestaande uitzondering. Bij de voornaamwoordelijke aan duiding richte men zich voortaan naar het beschaafde taalgebruik (tot dusver: naar het beschaafde spraak gebruik, behoudens alweer in staan de uitdrukkingen en in bijzonderen, stijl of bijzondere taal. Voorts zijn eenige remmen gelegd op het door elkaar gebruiken van de mannelijke en vrouwelijke voornaamwoordelijke aanduidingen bij specifiek manne lijke of vrouwelijke woorden. Zoo ook op het gebruik van de genitief vormen der en des. De nieuwe regels. In de staatscourant van Woensdag is afgekondigd het Kon. besluit van 18 Juli tot wijziging van de Kon. besluiten van 23 Augustus 1934 met betrekking tot de schrijfwijze van de Nederlandsche taal. Deze besluiten van 28 Augustus 1934 wijzigden het programma van het eindexamen der gymnasia en van het staatsexamen, van de eindexamens der hoogere burgerscholen, van het onderwijzers examen en het eindexamen der Kweekscholen en voor het hoofd onderwijzersexamen. Daarbij werd de z.g. spelling-Marchant verplicht ge steld. In het Kon. besluit van 18 Juli 1936 nu wordt bepaald, dat de toe voeging, vervat in elk der bovenge noemde Koninklijke besluiten, gele zen wordt als volgt: Bij het schriftelijk werk volgt de adspirant de schrijfwijze volgens de Vries en te Winkel, met de navol gende afwijkingen: 1. De e wordt aan het eind van open lettergrepen niet verdubbeld. De ee blijft echter aan het einde van een woord, alsmede in afleidin gen en samenstellingen van woor den op ee. (Gelijk aan den regel- Marchant). 2. De o wordt aan het eind van open lettergrepen niet verdubbeld. De oo blijft echter vóór ch in de woorden: goochelen, goochem1, beroep, want ik was in mijn jeugd een driftkop, die zich niet in een vorm liet gieten mijn vader noem de mij „uit den aard geslagen" en kon het niet begrijpen, dat hij een zoon had, die niet met lichaam en ziel in het soldatenberoep opging. Hij dwong mij echter toch tot dit. beroep. Mijn mioeder en mijn zuster hielden mij steeds voor, dat het voor een man de mooiste en voornaamste roe ping was officier te worden. Lieve hemel zij waren zelf beiden reeds onder de tucht verschrompeld, want mijn vader was ook in zijn huis op streng militair commando gesteld. Nu ik werd dus officier maar niet met hart en ziel. Ik haat te de africhting en het stond mij tegen, mijn manschappen in een vorm te gieten, die mijzelf ondraag lijk was. Mijn onmiddellijke chef, kapitein von Holsten, een gevreesde beul voor zijn manschappen, was mij nooit goed gezind en liet het nimmer aan allerlei hatelijkheden jegens mij ont breken. Ik klemde de tanden op elkaar en verdroeg het. Ge weet im tners men is als ondergeschikte weerloos. Maar de zaak werd on draaglijk, toen een toeval wilde, dat wij beiden werk maakten van het zelfde jonge meisje. Zjj scheen mij loochenen, alsmede in hun afleidin gen en samenstellingen. (Gelijk aan den regel-Marchant). 3. Sch wordt alleen daar geschre ven, waar de ch gesproken wordt. Echter behoudt het achtervoegsel -isch de thans gangbare spelling. (Conform regel-Marchant). 4. De verbuigingsuitgangen e en en van het lidwoord een, van geen en van de bijvoeglijk gebruikte be zittelijke .voornaamwoorden mijn, uw, zijn, hun en haar. mogen worden weggelaten, behalve in staande uit drukkingen als Hare Hoogheid, te zijnen huize, (en in bijzondere taal en bijzonderen stijl). Het gedeelte tusschen haakjes is een toevoeging op den regel-Marchant; vervallen uit den regel-1934 zijn de woorden „waar deze uitgangen in de be schaafde gesproken taal worden ge hoord"; welke woorden betrekking hadden op de schrijfwijze van staan de uitdrukkingen. 5. De naamvalsuitgang -n bij lid woorden, voornaamwoorden, bij voeglijke naamwoorden of daarmede gelijkstaande verbuigbare woorden mag worden weggelaten, behalve: a. in staande uitdrukkingen en in bijzondere taal en bijzonderen stijl; b. in het enkelvoud bij de namen van mannelijke personen, bij de na men van dieren, die öf uitsluitend een mannelijk individu aanduiden, öf een gebruikelijk afleidsel op -in ter aanduiding van het vrouwelijk individu naast zich hebben, benevens bij woorden, die een kennelijk man nelijke zelfstandigheid aanduiden. 6. Onverminderd hetgeen geldt voor staande uitdrukkingen, bijzon dere taal en bijzonderen stijl, richt men zich bij de voornaamwoorde lijke aanduiding van zelfstandighe den en bij het gebruik van den tweeden naamval enkelvoud naar het beschaafde taalgebruik, met dien verstande, dat zij, haar, der, dezer, enz. niet gebruikt mogen worden met betrekking tot de namen van mannelijke personen, van dieren, die óf uitsluitend een mannelijk individu aanduiden, öf een gebruikelijk afleid sel op -in ter aanduiding van het vrouwelijk individu naast zich heb ben, benevens met betrekking tot de woorden, die een kennelijk manne lijke zelfstandigheid aanduiden, en dat hij, zijn, hem, hun, des, dezes, enz. niet gebruikt mogen worden met betrekking tot de namen van vrouwelijke personen en de namen voor te trekken, terwijl zij den kapi tein tamelijk duidelijk veronacht zaamde. Het bleek trouwens, dat zij slechts een soort vriendschap voor mij voelde, want zij heeft zich den zelfden dag, dat mijn lot zich be sliste, met een derde verloofd. Ka pitein Holsten geloofde echter, dat ik haar uitverkorene was en liet mij dat door een ellendige behandeling ontgelden. Ik heb destijds onuitspre kelijk geleden, juist omdat ik alles kalm moest verkroppen en een steeds heftiger wordende wrok bracht mij dikwijls de wanhoop nabij. Op ze keren dag beleedigde hij mij ten aanhoore van getuigen dermate, dat ik hem, alles vergetend, uitdaagde. Hij viel tegen mij uit, noemde mijn gedrag insubordinatie en smaalde op mij. In de veiligheid van zijn on kwetsbaarheid duwde hij mij in 't voorbijgaan opzettelijk zijn sabel tus schen de beenen, zoodat ik vallen moest en riep, lachend op mij neer ziend ,,Zoo iemand durft zich verme ten Toen sprong ik, mijzelf niet meer mieester, in razende woede op, wierp mij op hem, gaf hem twee klinkende oorvijgen en stiet hem-, toen hij zich wilde weren, zoo heftig terug, dat hjj een trap afviel. van dieren, die uitsluitend een vrou welijk individu aanduiden. De regels 5. en 6. van de thans voor het onderwijs geldende rege- ling-Marchant luiden; 5. De naamvalsuitgang -n bij lid woorden, voornaamwoorden, bijvoeg lijke naamwoorden of daarmee ge lijkstaande verbuigbare woorden, wordt behalve in staande uitdrukkin gen als onder 4 bedoeld, slechts gebruikt in het enkelvoud bij de namen van mannelijke personen en bij de namen van dieren, die uit sluitend een mannelijk individu aan duiden; 6. Bij de voornaamwoordelijke aan duiding van zelfstandigheden en bij het gebruik van genitiefvormen als der, dezer, des, richt men zich naar het beschaafde spraakgebruik. De Nederlandsch- Belgische betrekkingen. o De correspondent te Brussel van de N. R. Crt. meldt het volgende; In de Brusselsche courant La Der- niere Heure wijdt de bekende li berale jurist, rnr. de Laveleye, een beschouwing aan de rede door jhr. Tjarda van Starckenborgh Stachou- wer onlangs voor den Ned. Jour nalistenkring in den Haag gehouden. Na de hoofdpunten van deze rede te hebben samengevat constateert mr. de Laveleye, dat Nederland er dus geenszins aan denkt van zijn traditioneele politiek af te wijken. De veronderstelling, dat de regee ring te 's-Gravenhage eraan zou den ken tot het pact van Locarno oud of nieuw toe te treden, houdt geen steek. Het is duidelijk, dat Nederland niet als België het risico' wil loopen door zijn Locarnistische verplichtingen in een conflict van groote mogendheden te worden be trokken. Het is een feit, dat het pact van Locamo voor België nog iets anders bevat dan de verzekering van de hulpverleening door de groote mogendheden. Het pact verplicht België ook ten opzichte van Frank rijk en Duitschland (bedoeld zal wel zijn Engeland, corr.) tot het reci- proceeren van deze garantie. Het zou op den weg liggen van de groo te mogendheden in den loop van de komende onderhandelingen te over wegen of het niet bevorderlijk zou Hij stond dadelijk weer op en schudde dreigend de hand. Daar zal je voor boeten, jongetje!" Ik wilde mij nogmaals op hem werpen, want nu was alles mij on verschillig. Maar mijn kameraden hielden mij vast. Ik wist, dat ik met dezen avond mijn loopbaan had ver nietigd. Insubordinatie, het uitdagen van een meerdere, het daadwerkelijk beleedigen van zijn chef dat was de som van mijn impulsief optreden Nu was het uit met de officiersloop baan. Ik ging naar huis, leverde mijn ontslagaanvrage in en vroeg verlof tot dit was ingewilligd. Den ganschen volgenden dag bleef ik thuis, mij ziek meldend in af wachting van de secondanten van den kapitein. Zij kwamen niet. In het schemeruur kwam een mij ner kameraden bij mij. Van hem hoorde ik, dat de kapitein den vori gen avond nog aangifte van mijn gedrag had gedaan bij den opper bevelhebber. Daarna was hij naar een bekend wijnhuis gegaan, waar hij zeer veel had gedronken zoo als meestal, 's Nachts op den terug weg naar huis werd hij door een be roerte getroffen hij was dood. Maar het geding tegen mij zweef de nog". Stop vlug dien akeliger» hoest, neem Akker's Abdijsiroop. Op slag zult Gil ondervinden, datGijhiereen nulp hebt om den meest weerspannigen hoest te verdrijven. Vanaf den eersten lepel openbaart zich haar kalmeerende, verzachtende, slijmoplossende wer king. De vastzittende slijm komt los en Gij zult wéér gemakkelijk kunnen ademhalen. Abdijsiroop verschaft U reeds vannacht een rustigen slaap en binnen 24 uur zijt Gij dan alen benauw den hoest finaal vergeten. Neem bi| Hoest-Orlep-Bronchitis-Asthma !J\Srböóó3Fw^Q 75een* I IverlaaqdeprijzenjV^/l-L zijn voor de versteviging van den vrede in Noord-West-Europa op eigen hand de onschendbaarheid van het Nederlandsche grondgebied te garandeeren, zonder daarom van Ne derland om het even welke weder- keerige verplichting te eischen, die trouwens strijdig zou zijn met zijn traditioneele politiek. Bovendien heeft het wel belang te onderstreepen, dat de Nederland sche politiek eene politiek van zelf standigheid en niet van neutraliteit is. De regeering te 's-Gravenhage wenscht zich vooruit tegenover nie mand te binden, maar wenscht even min zichzelf te verplichten tot een systematische neutraliteit. Het woord neutraliteit is zelfs geen enkelen keer in de rede van jhr. Tjarda voorge komen. De bevoegde woordvoerders van de Nederlandsche regeering heb- ben steeds erkend, dat de neutraliteit onvereenigbaar was met de verplich ting van een staat, die lid is van den Volkenbond. Een verklaring in dien zin werd o.ib. gedaan door den heer de Graeff in de assemblé te Genève van September 1935. Deze princi pieel onaanvechtbare doctrine is Hartau zweeg een poos en stond op. Zijn krachtige gestalte hoog op richtend bleef hij voor Salten staan en vervolgde diep adem halend: „Ik gaf er de voorkeur aan "het resultaat van dit geding niet af te wachten. Ik wilde mij niet laten ringelooren en bestraffen, omdat ik voor mijn recht opkwam. Zoo ver liet ik nog denzelfden avond het garnizoen en scheepte mij den vol genden dag naar Canada in. Mijn vader, die een officier van tame lijk hoogen rang was, heeft het kun nen bewerken, dat ik met een een voudig ontslag zonder meer den dienst verliet. Het geding werd stop gezet. Ik ben sedert niet meer in Duitschland teruggeweest dat ik niet als deserteur strafbaar werd be schouwd, dank ik slechts aan den in vloed van mijn vader, die trouwens zijn ontslag nam, omdat hij zich door mijn liandelwijze geschandvlekt dacht. Ik hoorde pas later door mijn zuster, hoe ik in mijn familie werd veroordeeld. Daar gold toch insubor dinatie als doodzonde. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1936 | | pagina 1