BRESKENSCHE COURANT Nieuws- en Advertentieblad voor geheel Zeeuwsch-Vlaanderen W. D. De zeevisscherij in nood. Winnifred de Pelskoningin. 45ste Jaargang Vrijdag 5 Juni 1936 Nummer 4141 Verschijnt iederen DINSDAG- en VRIJDAGAVOND. Telefoon 21. Prstgiro 50895 Uitgave E. BOOM-BLIEK - Breskens EERSTE BLAD. FEUILLETON 'n Barstende Hoofdpijn m AKKERTJES ABONNEMENTSPRIJS Per drie maanden 1.25. Buiten Breskens per drie maanden I 1.40. Franco per post per jaar I 5.00. Buitenland per jaar I 6.50 Alles bij vooruitbetaling. ADVERTENTIEPRIJS Van 1-5 regels 10,75. Iedere regel meer 10; 15. Ingez. Med. 30 ct. per regel Abonnements-advertenties groote korting. Kleine Advertenties tot hoogstens 5 regels 0.40 (bij vooruitbetaling) Dit nummer bestaat uittwee bladen 0 Men schrijft uit IJmuiden aan de N. R. Crt. Zes jaar geleden is de misère irf het visscherijbedrijf begonnen en ieder jaar is de toestand erger ge worden. In 1932 was de toestand reeds zoo nijpend, dat het bestuur der Reedersvereeniging de hulp der pers inriep en een conferentie belegde. In de N. R. C. van 11 Mei 1932 hebben wij daarvan uitvoerig verslag gegeven. De voorzitter formuleerde aan 't eind zijner rede toen een aan tal maatregelen, welke de regeering zou moeten nemen. De voorzitter zeide, dat het bestuur der reeders vereeniging die conferentie als een laatste noodsprong beschouwde. Des ondanks is nog geen der gevraagde maatregelen door de regeering uit gevoerd. Niet, dat de regeering stil zat. Er werd zelfs veel gedaan. Eerst werd de commissie. Rijkens be noemd, welke na een langdurig on derzoek een lijvig rapport uitbracht. In Juni 1931 deed minister Ver schuur een beroep op staatsraad J. B. Kan, om de leiding te nemen van besprekingen met belangheb benden bij het visscherijbedrijf. Mr. Kan voldeed daaraan en kwam1 in korten tijd met een aantal voorstel len. Later kwam de toenmalige bur gemeester van Velsen, mr. Ram- bonnet, met belangrijke voorstellen en in 1934 deed hij dit nogmaals. De regeering belastte den heer Wei ter, met een nieuw onderzoek en deze bracht ook rapport uit. Al die rapporten en voorstellen zijn blijk baar opgeborgen in de staatsarchie ven. In 1934 werd de visscherij-centrale door de regeering opgericht en in November begon deze haar arbeid. De hoop van de bij het visscherij bedrijf betrokkenen herleefde. Er ging nu wat gebeuren. Uitvoercerti- ficaten werden ingesteld en de ree- derijen moesten één procent van de opbrengst der vangsten betalen. De 56. Roman van H. COURTHS-MAHLER met autorisatie uit het Duitsch vertaald door Mevr. J. P.WESSELINK-v. Ross m 0— ..Ik dank u nog eens voor do goede bezorging van den brief aan mijn moeder. Ik heb gelukkig gun stige berichten van haar gekregen Zij is gezond en denkt in liefde aan mij". ,,Dat is veel. De liefde van een moeder is een sterk geleide door het leven," antwoordde Ilartau. „Maakt uw moeder zich groote zorgen over u, Mr. Salten?" vroeg Winnifred. Hij keek haar ernstig aan. „Zij kan zich niet, niettegenstaande zij een zeer moedige en opgeruimde na tuur heeft, niet zoo heel best ver trouwd maken met de gedachte, dat ik hier tusschen sneeuw en ijs af gesloten ben van alle cultuur. Maar totale opbrengst daarvan werd op f 230.000 per jaar geraamd. De re geering kan daarbij een gelijk be drag voegen en dit kleine half mil- lioen gulden zou gebruikt worden tot steun van onze visscherij. Helaas, behalve een onbeteeke- nenden steun aan reederijen van het z.g. tong-monopolie, heeft de vis scherij-centrale voor onze visscherij haast niets van beteekenis gedaan. Toen de vorige minister van de fensie deze portefeuille opgaf en die verwisselde voor landbouw en vis scherij, kwam er nieuwe hoop bij de belanghebbenden. Aan die hoop werd uiting gegeven in de Nieuw jaarsrede van den burgemeester van Velsen en in de jaarverslagen van de Reedersvereeniging en de IJ mui der Vischhandelvereeniging. De mi nister moest zich natuurlijk eerst in werken en wij mogen niet te vroeg oordeelen. Maar een feit is, dat de minister een der belangrijkste maat regelen. welke de voorzitter der Ree dersvereeniging in 1931 als eerste wensch noemde en welke de Vis- scherij-Centrale verleden jaar op 1 Augustus- had willen invoeren, n.l. een verbod voor den aanvoer van puf, ongedaan heeft gemaakt. In 1931 drong de toenmalige mi nister van binnenlandsche zaken en landbouw, wijlen jhr. mr. Ruys de Beerenbrouck.'er in een brief aan het gemeentebestuur van Velsen op aan, dat dit bestuur de saneering van het visscherijbedrijf krachtig zou bevorderen. 1 k mag niet nalaten er ten slotte nog met nadruk op te wijzen," aldus schreef de minister, „dat, willen de moeilijkheden voor de visscherij ten uwent niet nog grooter worden wellicht bij lang uitstel zoo grcot, dat er geen red ding meer mogelijk is het dringend noodzakelijk is, dat de sa neering spoedig ter hand wordt ge nomen". Er moge aan deze saneering nog het een en ander ontbreken, er is in die 5 jaar toch veel gebeurd. De loonen zijn belangrijk verlaagd en de groote reederijen varen met ver lies. Wat er verder nog in de vaart of opgelegd is, is afhankelijk van credietgevers en leveranciers. Het leger werkloozen in de gemeente Velsen is tot bijna drieduizend geste gen en in Egmond aan Zee is het naar verhouding even erg of nog erger. Maar niet alleen de IJmuider visscherij. de geheele Nederlandsche zij weet, dat mij geen andere keus overblijft en legt zich neer bij het onvermijdelijke". „Blijft u werkelijk geen andere keus, Mr. Salten?" vroeg Mr. Har- tau. „Heeft u nog niet genoeg van de eenzaamheid? U heeft toch niet vergeten, dat ik u wilde vragen, als wij elkaar weer zouden ontmoeten, hoe u over mijn voorslag dacht, u aan een anderen werkkring te heb pen". Daarbij keek hij Salten vast en kalm aan. Salten merkte, dat ook Winnifred'- blik op hem gevestigd was. Hij hoorde haar snel en onrus tig ademhalen. Het stormde in zijn borst. Maar hij bedwong zich en antwoordde kalm en beslist: „dezen winter blijf ik hierboven, die gelofte heb ik mijzelf afgelegd. Maar als u mij dan nog niet uw vriendelijke belangstelling hebt ontnomen, wil ik u verzoeken, mij met uw raad en ervaring te helpen. Ik hoop dezen winter een mooie som geld te ver dienen, daar ik een goeden buit heb gemaakt. Daarmede kan ik het, zoo noodig, een poos uithouden totdat ik een anderen werkkring heb ge vonden". „Nu, zulk een werkkring zal bij mij altijd voor u openstaan. Maar daarover spreken wij een anderen zeevisscherij in Nederland is nood lijdend geworden. En wanneer de regeering geen andere maatregelen neemt dan thans, is de visscherij zeker ten doode opgeschreven. Uit de cijfers van den vischexport naar Belgie blijkt, dat de belangen van onze visscherij bij het afsluiten van handelsovereenkomsten met Bel gië niet voldoende behartigd zijn. Immers, bij de invoering der con- tingenteering in België in 1932 werd aan ons land een contingent toe gewezen van ruim 10 millioen k.g. visch, maar reeds in 1933 daalde de export tot 3,356,000 k.g. Onzevisch- handel heeft door het gebeurde in België onherstelbare schade gele den, al moet gezegd worden, dat de export daarheen door de depre ciatie van den franc niet te handha ven was geweest. Onze vischhandel heeft zich de laatste jaren een nieuw afzetgebied weten te openen in Tsjechoslowakije en verleden jaar zijn daar partijen versche haring heengezonden. Te vreezen is, dat zulks dit jaar niet het geval zal zijn, nu de regeering van Tsjechoslowakije den invoer uit Ne derland gaat beperken, wijl onze handelsbalans met dat land in be langrijke mate actief is geworden. Bij den export doen zich boven dien nog onbillijkheden voor, die de regeering gemakkelijk kon wegne men. In het verslag der Reedersver eeniging over 1935 wordt daarom trent gezegd: „De nadeelen, aan de contingenteering vérbonden, met na me die welke voortspruiten uit de verdeeling der consenten onder de vroegere exporteurs, doen zich nog steeds in sterke mate gevoelen en vormen een voortdurende belemme ring om tot een sluitende exploitatie te komen". Ruim een jaar geleden heeft een aantal handelaren gepoogd hierin verandering te brengen. Ook de han delaren, die thans het monopolie van den tongexport naar Frankrijk bezitten, hebben hieraan medege werkt, maar het is niet mogen geluk ken. Met den export naar Duitschland is het evenzoo gesteld. Dat land kent aan ons land een waardecon- tingent toe voor den invoer van visch. Onlangs werd via het clearing- instituut aan ons land een extra waardecontingent toegestaan van 150.000 M. voor den export van Waddenharing. Men zou denken, dat keer. Dat zijn zaken die voor dames- ooren niet deugen". Daarmede brak Hartau dit ge sprek af, omdat hij merkte, dat er in de oogen van Salten een onrustige uitdrukking kwam. Winnifred merk te dit niet. Haar oogen straalden. Zij drukte haar vader onder de tafel tersluiks de hand. Hij glimlachte haar toe. Zij praatten nog over allerlei. Te tien Uur nam Salten afscheid. Toen hij Hartau de hand gaf zei deze: „Wij rekenen er vast op, dat u ons gedurende ons verblijf hier uw avonden geeft, Mr. Salten. Wij zijn minder op de eenzaamheid gesteld dan u. Mijn dochter heeft mij het offer gebracht mij naar hier te ver gezellen. niettegenstaande zij nu Montreal in het feestseizoen moest verlaten. Ik moet haar dus zooveel het mogelijk is tenminste gezelschap bezorgen". Salten's blik richtte zich op Winni fred. „Er kan voor mij geen grcotere vreugde zijn, dan dat ik bij u komen mag". „Goed, dan zijn wij allen geholpen. Wanneer ontmoet ik u morgen in de cantine?" „,Zegt u wanneer ik er zijn moet, Mr. Hartau, want gewoonlijk ga ik den ganschen dag in het woud, als hiervoor de z.g. basisjaren niet zou den gelden en dat alle exporteurs daarvoor in aanmerking kwamen. Maar ook voor dit extra-bedrag kwam alleen de bedoelde groep han delaren in aanmerking. Zoo is er van vrijen handel geen sprake meer. Er zou weinig aan te doen zijn, als Frankrijk en Duitsch land deze bevoorrechting voor een bepaalde groep handelaren eischte. Maar dit is niet het geval, het zijn de Nederlandsche autoriteiten, die den export naar die landen aldus hebben toegewezen. Niet alleen, dat de an dere groote groep handelaren hier door schade lijdt, maar de reederijen en dus de opvarenden der schepen hebben er eveneens nadeel van. Handelaren met energie, die zelfs in dezen moeilijken tijd nieuwe af nemers in Frankrijk en Duitschland weten te verkrijgen, zien zich door de maatregelen onzer regeering den pas afgesneden. De 'visscherijcentrale heeft aan deze dingen in de ander half jaar van haar bestaan nog geen eind kunnen maken. Dan is er het pufvraagstuk. Wij willen daarover niet uitvoerig schrij ven, maar wijzen op het adres van de Reedersvereeniging te IJmuiden, op 24 Juni 1931 aan den toenmaligen minister van binnenlandsche zaken en landbouw gezonden. In dat adres wordt er op gewezen, dat de schar zoo goed als verdwenen is uit de Noordzee en dat de stand der schol steeds achteruitgaat er wordt drin gend om een beslissing gevraagd ten aanzien van de aanhangige maat regelen. Na 5 jaar is er nog niets gebeurd. Eén van de dingen, die de Visscherij centrale wilde doen, n.l. het uitvaar digen van een verbod voor den aan voer van puf en dat men op 1 Aug. 1935 heeft willen doen ingaan, heeft minister Deckers ongedaan gemaakt De minister stelde het belang der eendenhouders boven dat van de toekomst onzer visscherij. Naar verluidt, zal de minister binnenkort bepalen, op voorstel van de Vis scherij-centrale, dat de maaswijdte der netten een bepaald minimum moet hebben, waardoor dan voor komen zou worden, dat er kleine visch gevangen wordt. Wat dit zal opleveren, moet worden afgewacht, maar een feit is, dat verscheidene deskundigen hieromtrent pessimis tisch zijn en van meening zijn, dat met dezen maatregel niets zal wor- ik niet 's nachts op de wolvenjacht ga". „Nu dan, kunnen wij elkaar te twee uur 's middags ontmoeten? Ik zou ook graag de door u buit ge maakte vellen zien". „Stellig, ik zal stipt op tijd zijn". „Tot weerziens dus!" „Goeden nacht, Mr. Salten ik zal mijn vader vergezellen om het wolfsvel te zien!" Salten verwijderde zich. Hij be vond zich in de grootste opwinding. Het weerzien van Winnifred had zijn geheele wezen tot in zijn diepste ziel ontroerd, voornamelijk, omdat hij voelde, dat zij even weinig kalm tegenover hem stond, als hij tegen over haar. et- Den volgenden morgen ging Sal ten als gewoonlijk op de jacht, en hij had weer een zeer goeden dag. Tegen den middag had hij een rij ken buit gemaakt en hij keerde te ongeveer één uur naar huis. Hij bracht zijn reeds zeer versleten jachtcostuum een beetje in orde en begaf zich naar de schuur, waar zijn vellen hingen. Aandachtig bekeek hij het groote wolfsvel en verheugde zich er over, dat het zoo bijzonder mooi was. Winnifred Hartau wilde het immers dragen. Hij hoopte, dat die U kwelt en belet te werken? Neem een "AKKERTJE" en binnen ren kwartier voelt Ge de hoofdpijn wegtrekken als mist voor de zon. Hob steeds AKKER-CACHETS in uuis. Vannacht kunnen ze te pas komen bij Hoofdpijn, Kiespijn, Ze nuwpijn, Spierpijn of gevatte koul tofcrf«xftc/iSm«aklooi~öö»er-eBihul»el ent Product poeder. Ge proeft daardoor' niets. Ze glijden naar binnen? Per 12 st. 52 ct. Zakdoosje 20 est' Volgens recept van Apotheker Oumont AKKER.CACHETS den bereikt. Men mag vragen, waar om de minister betreffende dit be langrijke vraagstuk niet met Enge land te rade gaat, welk land nog veel grooter belang heeft bij de vis scherij dan ons land. De regeering geeft thans eenigrfi steun bij het verkoopen van stoom- treilers aan sloopers. Met dezen steun is reeds een aantal schepen verkocht geworden. Maar daartegen over behoort te staan nieuwe bouw. Wat IJmuiden noodig heeft is mo derne Noordzeetreilers. Het jaarver slag der Reedersvereeniging over 1935 heeft op overtuigende wijze aangewezen, dat de grootere sche pen de beste resultaten opleveren. De schepen beneden 150 ton maak ten per reisdag f 109, die van 200 tot 275 ton f 212 en die boven 275 ton f 263. Het aantal opvarenden is echter gelijk of scheelt maar één man. Steun voor nieuwen bouw is dus noodig en in andere landen wordt de visschersvloot dan ook ver nieuwd en gemoderniseerd. het in haar smaak zou vallen. Het had hem zeer veel genoegen gedaan, dat zij dit vel graag wilde hebben. Hjj streelde, in gedachten ver diept, het dikke vel. Toen schrikte hij op, hij had buiten stemmen ge hoord en daaronder de stem van Winnifred Hartau, Vlug liep hij naar buiten en begroette vader en doch ter die met het echtpaar Bridge stonden te praten. Toen bracht hij hen in de schuur en toonde hun de buitgemaakte vellen. De Pelskoning bekeek ze met ken nersoog en knikte Salten lachend toe. „Ik heb u immers dadelijk gezegd, dat ik u een goed terrein zou geven, maar u heeft er meer uitgehaald dan ik kon verwachten. En u heeft onberispelijke schoten gelost. Er is geen vel op de verkeerde plaats ge schonden. U moet een meester schutter zijn. Zie eens, Winni dat is de wolf drommels een prachtexemplaar. Wat zeg je er van?" Winni was gaandeweg een goed beoordeelaarster geworden van pels soorten. Maar al zou de wolf ook niet zoo buitengewoon mooi zijn ge weest, zou zij geen afstand van het vel gedaan hebben, omdat Salten het beest had geschoten. (Wordt vorvolfd).

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1936 | | pagina 1