BRESKENSCHE COURANT
Nieuws- en Advertentieblad voor geheel Zeeuwsch-Vlaanderen W. D.
Winnifred de Pelskoningin.
Verschijnt iederen DINSDAG- en VRIJDAGAVOND. Telefoon 21. Postgiro 50895
Uitgave E. BOOM-BLIEK - Breskens
3®xueen\e 3voe^e-
De zuidelijkste stad ter
wereld.
o
FBUILLFTON
Binnenland.
45ste Jaargang
Dinsdag 28 April 1936
Nummer 4131
ABONNEMENTSPRIJS
Per drie maanden f 1.25. Buiten Breskens per drie maanden I 1.40.
Franco per post per jaar f 5.00
Buitenland per jaar f 6.50 Alles bij vooruitbetaling.
ADVERTENTIEPRIJS
Van 1-5 regels f0,75. Iedere regel meer 10; 15. Ingez. Med. 30 ct. per regel
Abonnements-advertenties groote korting.
Kleine Advertenties tot hoogstens 5 regels 1 0.40 (bij vooruitbetaling)
0
In verband met een op Vrijdagavond
1 Mei a.s. te houden luchtbescher
mingsoefening, wordt aan de ingeze
tenen, doch alleen de bewoners v in
de „Kom", verzocht om alsdan des
avonds tusschen 8,30 en 9 uur te wil
len zorg dragen, dat geen licht uit de
door hun bewoonde of gebruikte per-
ceelen, naar buiten zal uitstralen. Ver
ondersteld wordt, dat luchtgevaar aan
wezig zal zijn dien avond om half
negen, aan te kondigen door een sirene
van de fabriek Schippers en Grimm,
alsmede door hoorngeschal en be
ëindigd om 9 uur door klokgelui.
De Burgemeester van Groede.
Admiraal Richard E. Byrd schrijft
over deze wonderlijke stad het vol
gende
In een hut nemen we de proef
met de ballonnetjesopblazerij van het
weerstationdoor een luik in 't dak
laat men dit peillood der luchtzee
opstijgen en volgt het met een verre
kijker. Het schijnsel van een zak
lantaarn doorboort de duistere koude
en doet de muren in alle kleuren
schitteren: aan plafond en muren
glinsteren ijspegels. Onze laarzen
kraken in de sneeuw en de adem
dampt vervaarlijk. Hier hebben we
39 graden onder null En daarbuiten
is 't natuurlijk nog veel kouder.
Rechts van ons staat de voorraad
schuur en het drooghuis, ünks is
het gymnastieklokaal en het ijzer-
vrije huis, waar we magnetische proe
ven plegen te nemen. Een soort loop
graaf gaat naar een opslagplaats van
benzine- en petroleumvaten. Op eeni-
gen afstand schittert een lichtjedat
is Black, onze menagemeester: we
zien hem bij het licht van den schijn
werper heen en weer >penhij
klopt de ijspegels van de muren,
leest de opschriften van verschillen
47.
Roman van
H. COURTHS-MAHLER
met autorisatie uit het
Duitsch vertaald door
Mevr. J. P. WESSELINK-v. Rossum
0
Salten keek hem met een droef
lachje aan.
„Ik wist in 't geheel niet, dat ge
dezen avond wildet vieren, Mr.
Bridge".
„O ja, dat willen wij u moet
toch weten, dat het heden Kerstfeest
is".
Ontroerd knikte Salten hem toe.
„Dan zal ik mij vlug verkleeden en
mij een beetje feestelijk maken, op
dat ik de toebereidselen van Mrs.
Bridge eer aan kan doen".
Met deze woorden wilde Salten
naar zijn kamer gaan. Maar Mr.
Bridge hield hem aan de knoop van
zijn buis vast en babbelde over aller
lei verder. Daar hij anders eerder
zwijgzaam dan praatziek was en het
de kisten, maakt er enkele open
Zoo dus morgen boonen.
Vanuit onze woning loopt een gang
naar een met zeildoek overdekte op
slagplaats voor kisten. Links ligt de
stapel kolen en rechts de vleeschkel-
der van Tennant. Daarop volgt het
Noorwegershuis. Het heet Noorwe-
gershuis, omdat het uit Noorwegen
kwamer wonen echter geen No
ren in. Die zijn hier trouwens heele-
maal niet. Veel bedkasten staan er
en tegen een van de muren een groo
te petroleumkachel. In het midden
staan de Drie Musketiers juist over
een slede gebogen en morrelen wat
aan de touwen en riemen. Siple ligt
in bed te lezen en Thorne is ver
diept in een landkaart. Jim Feury
ligt, bij voorkeur trouwens, languit
op zijn rug en doetniets I Waar
schijnlijk denkt hij aan zijn sneeuw-
tractor en peinst er over, hoe hij de
snelheid nog grooter zou kunnen
maken!
We openen de deur naar Czegka's
machinekamer, waar de goedver
zorgde machine zoemt. Aan het an
dere einde is weer een deur. Die
brengt ons in een donker trappen
huis. Scherp dringt de lucht in onze
keel. Met moeite klauteren we tegen
de treden van sneeuw op. Het druk
ke verkeer hier heeft de treden
schuins afgesleten en de indringende
sneeuw van tal van stormen heeft
die kromming schier vermeerderd
dan verminderd. Half kruipend be
reiken wij den uitgang. Daarbuiten
is de nacht ijzig koud. Een vorme-
looze maan hangt boven de Ross-
berg. Over de sneeuw ligt een dun,
blauw licht. Om den wind te ontloo-
pen, nemen wij een uitgeloopen
sneeuwpad en rennen, zoo hard als
onze pelskleeren het veroorloven.
Dan duiken we onder in een gapend
gat en glibberen een soort hal bin
nen, door een muur van sneeuw-
tegels in twee afdeelingen gesplitst.
De eene is de ski-werkplaats, een
warwinkel van ski's, sleden, rommel
en werktuigen. Daarnaast is het
slachthuis, waar bevroren robben
verwerkt worden tot hondevoer: gru
welijke bloedvlekken op den witten
sneeuwbodem getuigen van het laat
ste festijn. Rechts loopt een gang
naar de hondenstallen, vanwaar een
gedempt geblaf klinkt. En kijkt men
in het donker, dan ziet men overal
glinsterende oogen, die verlangend
kijken, of men hun soms weer wat
te eten brengt.
praten meestal aan zijn vrouw over
liet, dacht Salten lachend:
„Mr. Bridge schijnt de punch reeds
geproefd te hebben, daar hij zoo
spraakzaam is".
Maar toen Nelli Bridge binnen
kwam, zweeg haar man met een te
vreden zucht, alsof hij blij was nu
weer te mogen zwijgen.
Nelli Bridge was in feestgewaad
Zij droeg de japon, die Winnifred
voor haar had .meegebracht.
„Wel, Mrs. Bridge, u ziet er zoo
feestelijk uit. Wat heeft u een mooie
japon aan," zei Salten lachend.
„Die heeft Miss Winnifred mij ge
geven," riep zij stralend, „ze is vol
gens de nieuwste mode, Mr. Salten.
Ik heb ze heden ter uwer eer aan
getrokken. Mijn man en ik zouden
heelemaal vergeten hebben, dat het
vandaag Kerstavond was. Maar
nu ja gisteren hebben wij post
gekregen en zijn er aan herinnerd.
En nu willen wij, zoo goed het gaat,
het feest met u vieren. Gaat u maar
eerst naar uw kamertje en maakt
u zich wat gemakkelijk. Dan komt
u weer terug. Wij zullen, als u het
goedvindt, samen een feestmaal nut
tigen".
Een warm gevoel kwam bij Salten
op. De goede menschen, zij wilden
nu toch een feest voor hem bereiden.
Verder snuffelend zien we ergens
een kier van een deur, waardoor
een lichtschijnsel valt. Door die deur
komen we in een gebouwtje, 'de
slaapzaal van twee mannen, dat eenig
ter wereld is. Uit oude, smerige plan
ken en ander houtafval hebben Wal
den en Braathen dit ding samenge
steld; ze noemden het Lucky Ho
me," daar ze zonder ongelukken het
ding in elkaar kregen, een waar „ge
luk". Hier zien we ook tde reus
Strem zitten, een prachtig-gebouwde
kerel met de handen van een hout
hakker en de ziel van een kunste
naar. Zijn harmonica vult deze kluis
met de betooverende klanken van
Noorsche volksliederen. Braathen
bukt zich over de gloeiende muil
van den oven en werpt een stuk rob-
benspek naar binnen. Snel flapt hij
het deurtje toe, want het bevroren
spek sist en spettert. De lucht van
aangebrand zwoerd vult de kamer;
rook bijt in de oogen en rondvliegen
de roetslierten bevuilen onze gezich
ten, die weldra vettig-zwart zien.
Maar de oven is de trots van
Braathen, al walmt het ding nog
zool Hij heeft die oven uit een sta
len benzine-reservoir gemaakt en zou
hem niet willen afstaan voor de beste
petroleumpit! De breedgeschouder
de en uiterst zwijgzame Walden naait
de pijp in de mond geklemd
een hondentuig.
Een zonderling stel menschen, deze
beide kamervrienden, die behalve
hun liefde voor de honden niets
gemeen hebben. Walden, de zoon
van een geestelijke, mende reeds
hondensleden in den goudgraverstijd
te Klondyke. Zijn honden beteekenen
voor hem meer dan zijn eigen leven.
Hij haat het Zuiden om het gebrek
aan bergen, wouden en wilde dieren,
hij houdt niet van dat eeuwige vlakke
land. Braathen, de loszinnige zee
bonk, is vroeger in opleiding voor
dominee geweest een volslagen
mislukking. Met de honden, die hij
als kinderen verzorgt en vertroetelt,
heetf hij pas op deze reis kennis
gemaakt. Hij is een engel geweest
voor de kreupele en zieke dieren,
die hij genezen, gedresseerd en tot
een voortreffelijk span heeft opge
leid. Hij voelt zich hier evengoed
thuis als overal elders; hjj spreekt
weinig en denkt des te meer. De
vriendschap van de honden geeft
deze mannen iets om voor te leven,
iets, waarvoor zij zich inspannen kun
nen.
Vlug liep hij naar zijn kamer. Maar
toen hij den drempel overschreed,
bleef hij als aan den grond vastge
nageld staan en zijn oogen staarden
ongeloovig naar het beeld voor hem.
Daar stond midden in zijn kamer
een mooi denneboompje, met ver
gulde denneappels en lichtjes ver
sierd. De lichtjes brandden helder.
Een fijne harsachtige geur vervulde
de kamer.
Salten stond als betooverd en
staarde dit lichte wonder aan. Toen
wendde hij zich herademend naar
Nelli Bridge, die hem was gevolgd
en hem met lachende oogen aan
keek. Met groote ontroering riep hij
haar toe:
„Mrs. Bridge goede Mrs. Bridge
hoe moet ik u danken voor deze
heerlijke verrassing? Een Kerstboom
een echte Kerstboom u heeft
mij een groote vreugde bereid".
Nelli Bridge schudde het hoofd,
haar man kwam nu ook en schudde
het zijne. „Daarvoor moet u ons
niet danken, Mr. Salten, wijzelf zou
den daarop niet zijn gekomen. Be
kijk den boom maar nauwkeuriger.
Er hangt een brief aan boven
aan den top. Dat zal- u alles ver
klaren".
Salten liep met een eigenaardig
kloppend hart tot dicht bij den boom.
Maar we hebben nog een zonder
ling, een kluizenaar zelfs, tenminste,
wat betreft zijn nachtrust. Dat is
Quin Blackburn, de landmeter. Een
nauwe loopgraaf loopt naar zijn tent,
een met oude kisten versterkte
sneeuwhut. Als voorstander' en pro
pagandist van de openluchtbeweging
sliep Blackburn heel den winter al
leen in zijn tent met slaapzak en pri
musbrander als de eenige warmte
bronnen; vorstbulten aan de voeten
en in zijn gezicht zijn dan ook trou
we metgezellen vanhem.
In de beschrijving van „Klein-
Amerika" mogen de honden niet
ontbreken. Nergens vonden we het
zoo aantrekkelijk als daar in de hon-
denstad; daar woonde gemoedelijk
heid naast wildheid. De wil van de
sterkste was daar baas. Arbeid en
bevroren robbenvleesch, daaruit be
stond het leven van deze honden.
Maar als zij het vleesch roken, leek
het wel een dolhuis. Uit de onder-
aardsche stallen drong dan een grie
zelig gehuil, daj snerpend klonk in
de eeuwige stilte van het ijs. De
vereenigde stemmen van 60 half
wilde honden zongen een toonladder,
die oor en zenuwen verscheurde,
klommen op tot een 'hoogen toon,
bleven daar een oogenblik hangen
en braken dan plotseling af.
Dan begon het lied opnieuw. Het
zal het wolfsbloed wel zijn, dat hen
alle door het lichaam stroomt, en
dat deze dieren in staat stelt zoo
verschrikkelijk te huilen. Het gaat
iemand door merg en been. Men
huivert, als men het hoort. (Hoe
nauwkeurig of men de palen en ket
tingen ook controleerde, steeds
slaagden erin los te breken, die dan
met elkaar op leven en dood voch
ten om de stukken vleesch, die er
nog lagen. Dan kwamen de drijvers
er bij en sloegen met de zware hand
vatsels der zwepen er op los, totdat
het helsche oproer bedaard was.
De Eskimohond heeft dikwijls
eigenaardige kuren. Ik kende er een,
die men niet te dicht kon naderen
dan liet hij al zijn vervaarlijke
slagtanden zien. De drijver, die hem
probeerde te temmen, moest tenslotte
de zweep neerwerpen en erkennen,
dat hij geslagen was door het dier.
Zoo'n strijd met den trots van een
dier is natuurlijk geen prettigen aan
blik en men krijgt achting voor de
trotsche, onbuigzame natuur van
zoo'n hond, die zich door geen strie
mende zweepslagen Iaat dwingen in
Ja, daar hing een kleine enveloppe
met een zilver koordje vastgebonden.
Hij maakte het met bevende vingers
los. Achter hem trok Nelli Bridge
de deur zacht in het slot. Hij was
alleen met den Kerstboom en met
het briefje. Zijn hart klopte als een
hamer. Hij opende met onzekere vin
gers het couvert en haalde een kaart
te voorschijn.
„Beste Mr. Salten! Ook in uw
eenzaamheid zal een licht stralen op
den feestavond van alle christenen.
Het zal er u aan doen herinneren,
dat wij aan u denken. God schenke
u een blij Kerstfeest. Tot weerziens
over ongeveer vier weken.
Winnifred Hartau.
Met blijden Kerstgroet
Uw Peter Hartau.
Dit stond op deze kaart.
Als geboeid keek Salten er op
neer. Winnifred Hartau! Deze naam
keek hem aan als haar lief gelaat,
als haar mooie, donkerblauwe oogen.
Hij voelde met diepe ontroering, dat
de gedachte, voor hem een kerst
boom gereed te maken, van Winni
kwam. Haar vader had toch zeker
zijn groet en naam slechts onder
haar woorden gezet, om er zijn in
stemming mede te betuigen. Maar
ook troffen hem de enkele woorden
het sledetuig te loopen. Andere die
ren zijn echter weer erg speelsch
en aanhankelijk. De drijvers spelen
het gemakkelijk met hen klaar en
vertroetelen deze dieren. De meesten
van hen zijn zoo gevaarloos als onze
gewone huishonden.
Een der honden, Auli genaamd,
een halve wolf, was bijzonder be
rucht I Het was een prachtige trek
hond, maar absoluut ontembaar. Eens
op een nacht ging Gould, de timmer
man, naar de „kinderspeeltuin," om
het hekwerk te verbeteren, zoodat de
jonge honden niet meer overal kon
den rondloopen. Hij zette zijn lan
taarn op den grond en begon met
liet werk. Plotseling kwam er een
hond langs hem heenloopen en ren
de met de lantaarn weg. „Laat lig-
genn!" gilde Gould en de hond liet
de lantaarn vallen en vluchtte. Het
licht ging uitin de sneeuwloop-
graaf was het pikdonker geworden.
Alle honden begonnen te huilen en
maakten een heidensch lawaai. Gould
verloor zijn tegenwoordigheid van
geest en liep in het donker overal
tegenop, want hij vreesde aangeval
len te worden door Auli, die mis
schien wel was losgebroken.
Opeens voelde hij een vochtige
snuit, die zijn hand besnuffelde en
hem toen likteHet was Birk,
de liefste hond van heel de stall
Gould kreeg een goed idee. Hij
maakte Birk los van zijn paal, hield:
de ketting vast en riep „Vooruit!"
Juist zooals hij vermoedde, bracht
het dier hem regelrecht naar de rob-
benslachterij. Gould liet de ketting
niet eerder los, of de deur was ach
ter hem toegeslagen. Herademend
maakte hij Tennant wakker: „Hé,
deze hond heeft me 't leven gered 1
Geef haar direct een heele schapen
bout, wil jel"
Koningin en Prinses
in den Haag terug.
Na in Vlaardingen van de „Nau
tilus" te zijn gedebarkeerd, zijn de
Koningin en de Prinses Zaterdag via
Schiedam en Delft per auto in de
Residentie aangekomen, waar zij haar
intrek hebben genomen in den „Rui-
genhoek" te Scheveningen.
van Hartau als een weldaad. In
dien Peter Hartau niet goed had
gevonden, dat zijn dochter hem deze
vreugde bereidde, dan zou hij er zijn
naam niet onder geschreven heb
ben.
„Dank gij lief, aanvallig per
soontje, gij goede I God geve, dat
ik u eens zal kunnen vergelden, wat
gij aan mij hebt gedaan!"
Als een gebed welde dit uit zijn
hart op.
Lang keek hij als betooverd naar
den boom, dien haar goedheid voor
hem had vérsierd. Daarna verkleed
de hij zich. Het was hem nu plot
seling heel feestelijk te moede.
Steeds weer bleef hij met stralende
oogen voor den versierden denne-
boom staan.
Zijn gedachten gingen naar Mon
treal, naar het paleis van den Pels-
koning. Ontmoetten zij daar die van
Winnifred Hartau? Dacht zij aan
hem, den eenzame, met haar goede
hart?
Nelli Bridge klopte nu aan de
deur.
„Mr. Salten, het feestmaal is ge
reed, u moet u haasten".
„Ik kom dadelijk, Mrs. Bridge!"
antwoordde hij en haastte zich klaar
te komen.
.(Wordt vervolgd).