BRESKENSCHE COURANT
Nieuws- en Advertentieblad voor geheel Zeeuwsch-Vlaanderen W. D.
'DUSMOOf
Winnifred de Pelskoningin.
Verschijnt iederen DINSDAG- en VRIJDAGAVOND. Telefoon 21. Postgiro 50895 Uitgave E. BOOM-BLIEK - Breskens
FEUILLETON
Uitkomst bij GRIEP
45ste Jaarf*-ng
Dlnsdag*10 Maart 1936
Nummer 4118
ABONNEMENTSPRIJS-
Per drie maanden 1 25 Buiten Breskens per drie maanden f 1 40
Franco per post per jaar I 5.00
Buitenland per jaar I 6.50 Alles bij vooruitbetaling.
ADVERTENTIEPRIJS:
Van 1-5 regels 10,75. Iedere regel meer f 0; 15Ingez Med. 30 ct. per regel
Abonnements-advertenties groote korting.
Kleine Advertenties tot hoogstens 5 regels 1 0.40 (bij vooruitbetaling)
Vorm en inhoud,
o
Dikwijls wordt over den vorm in
tegenstelling met den inhoud met
eenige geringschatting geoordeeld,
in de kunst zoowel als in het leven.
Ten onrechte. Trouwens de tegen-
stelling is in het geheel niet zoo een
voudig en vlotweg te formuleeren.
Zeker, als iemand een dwaasheid
debiteert, al is het ook in de schoon
ste bewoordingen, dan is het daar
door geen steek minder dwaas. En
wie iets goeds weet te zeggen, be
hoeft geen redenaar te zijn, om daar
voor waardeering te vinden. En toch:
eenigermate moet ook hij zijn zinnen
weten te vormen en zijn gedachten
onder woorden weten te brengen,
als hij zich voor anderen verstaan
baar wil maken.
Vorm is ordening, doelmatigheid,
bruikbaarmaking voor de practijk
des levens. Overal waar het leven
werkt en woelt, bewonderen wij zijn
verschillende uitingsvormen. Waar
wij schoone, rijke, teere vormen aan
treffen, daar speuren wij leven, ver
nuft, willen, streven.
Men kan van leege vormen spre
ken en van inhoud zonder vorm.
Soms zullen wij vorm noemen, wat
van ander standpunt beschouwd, ook
inhoud is. Wetten zijn ook slechts
vormen van den staat en toch geven
zij tevens inhoud aan doelbewust
streven! Een regelmatig gezicht kan
mooi zijn en toch mist men iets in
den schoonen vorm als de bezielde
uitdrukking ontbreekt.
Het leven zoekt overal den vorm.
Want het heeft doelmatigheid noo-
dig. De logge, geweldige gevaarten
van de gletscherbergen, het einde-
looze watervlak van de zee, ook
dat zijn vormen, die elk op eigen
wijze hun doel hebben, die zóó en
niet anders tot het aangezicht van
onze aarde behooren. Wat hun in
hun eenvoud ontbreekt, dat vergoe
den zij aan den anderen kant door
hun massalen omvang.
Waar het leven hoogere, meer in
gewikkelde doelen najaagt, daar
heeft het ook fijnere vormen noodig.
Daar bouwt het, opklimmend van
trap tot trap, de geheele onafzienba
re reeks van organismen. En in de
laatste plaats den mensch.
En in den mensch werkt de drang
tot vormgeving verder. Hij vormt
de materie naar zijn behoefte. Hij
35.
Roman van
- H. COURTHS-MAHLER
met autorisatie uit het
Duitsch vertaald door
Mevr. J. P. WESSELINK-v. Rossum
0
„Het is niet noodig, Mr. Salten,
dat u mijn dochter uitleg geeft over
de beweegredenen, die u uit het va
derland dreven. Daarom viel ik u
in de rede".
„Ik dank u er voor, Mr. Hartau.
Ik zou niet hebben kunnen liegen
tegenover de goedheid van Miss
Hartau en een afdoende verkla
ring kan ik niet geven".
„Dat is ook niet noodig. Mocht
mijn dochter er weer op terugkomen,
zeg haar dan kalm, dat u er liever
niet over spreekt".
Gedrukt keek Salten hem aan.
„Ik voel mij een beetje als een on
rechtmatige indringer, Mr. Hartau,
hoezeer ik mij ook over uw vriende
lijke uitnoodiging heb verheugd, had
ik die toch moeten afslaan, omdat ik
nu eenmaal iets heb gedaan, wat mij
vormt zijn woning en de machines,
waarmee hij werkt. Hij vormt zijn
gedachten, hij vormt zijn staten.
Slechts waar hij vormen kan,
heerscht hij. Al wat niet te vormen
is, is tevens het onbeheerschte, het
onberekenbare, het doellooze.
Wij laten getallenreeksen opmar-
cheeren en vlechten volgens de wet
ten der logica conclusie aan conclu
sie. Dan gaan wij deze getallenreek
sen en conclusies op de natuur toe
passen en ziet: als door toover-
Formules bezworen, verraadt zij ons
geheim na geheim
Waar een wil is, is ook een weg;
daar vindt hij ook een vorm om zich
baan te breken. Is 't deze niet, dan
een andere. Doch waar geen wil is,
geen doel, geen levensinhoud, daar
blijft de vormlooze massa.
Laten wij ons eigen leven vormen,
laten wij het leeren beheerschen
in al zijn mogelijkheden. Laten wij
het maken tot een 'harmonisch ge
heel, eerst dan zal ons leven rijk zijn.
Zich uitleven? Zich om God noch
gebod bekommeren? Dat zou de
chaos zijn, de volslagen doelloosheid,
In zoo'n leven kan geen vreugde,
geen beheersching, geen woekeren
en werken bestaan. Met den vorm
ontbreekt de inhoud tegelijk. En kan
zonder deze niet bestaan.
Een stukje geschiedenis
over Abessynië.
o
Makallé, 1 Maart 1936.
Een vage voorstelling van Abes
synië heeft thans wel iedere belang
stellende courantenlezer. Wat of
evenwel als waarheid mag worden
geacht in de talrijke artikelen en
beschouwingen, welke men over de
zen Oost-Afrikaanschen feuelaalstaat
heeft gegeven en nog geeft, blijft
echter een vraag.
Wat is Abessynië en hoe ontstond
het? Misschien kan het volgende
den lezer hierop antwoord geven.
Abessynië vormt noch in geogra-
phisch, noch in ethnographisch, noch
in politiek opzicht een eenheid in
den waren zin des woords. Men zou
Abessynië beter een „verzameling"
van volkeren of volksstammen kun
nen noemen, die nauwelijks over het
eerste stadium der civilisatie heen
zijn. Zij hebben door eigen stuwing
dwong mijn ontslag te nemen. En
hadt u het geweten, lradt u mij mis
schien niet uitgenoodigd".
Er lag diepe smart in de woorden
van Salten.
Hartau keek scherp en onderzoe
kend in zijn droef sombere oogen,
die hem echter bleven aanzien. Toen
zei hij kalm: „U ziet er niet uit als
een man, die een misdaad heeft be
gaan".
In het gelaat van Salten was groo
te ontroering. „Een misdaad, neen!
Ik beging een onrecht, maar dit on
recht wordt door velen begaan, zon
der dat hun goede naam er in het
minst onder lijdt. En omdat ik dit
onrecht wilde goedmaken, zoover het
in mijn vermogen lag, moest ik iets
doen, wat mij als officier onmogelijk
maakte. Indien ik aan mijn onrecht
een nog grooter had toegevoegd,
dan had ik kalm officier kunnen blij
ven. Niemand heeft mij ook ge
dwongen de uniform uit te trekken.
Ik zelf heb er mij toe veroordeeld".
Weer keek Hartau onderzoekend
in het smartelijk verwrongen gelaat
van den jongen man. Een poosje
aarzelde hij, toen zei hij kalm en
beslist: „overeenstemming van ge
beurtenissen I Wees gerust I Ge kunt
zonder schroom met mij aan tafel
gaan. Indien ik jaren geleden er
of gewelddadigheid een kernvorming
geschapen en wérden zeer veel later
door een serie internationale over
eenkomsten als „staatsbewoners" er
kend.
In geschied- en volkenkundig op
zicht heeft de aanduiding „Abessy
nië" een -zeer beperkte beteekenis,
als b.v. de „Abessijnsche Monar
chic," welke tot vóór kort van de
Eritreaansche grenzen en het En-
gelsch-Egyptisch Soedan tot aan de
grenzen der Engelsche kolonie Kenia
en die van Italiaansch-Engelsch en
Fransch Somalieland heerschte. Het
eigenlijk kernland van Abessynië om
vat slechts het betrekkelijk omvang
rijk gebied ten noorden van de Ha-
wasch-rivier en de watervallen tus-
schen den Omo en den Abai, waar-
tusschen de staten Schoa, Godsjam,
Amhara en Tigre liggen. De meeste
andere gebieden, welke door Somali-
Galla- en Sidama-volksstammen wor
den bewoond, zijn eerst voor enkele
tientallen van jaren bij het Abes-
sijnsch keizerrijk betrokken. Hun be
woners hebben in geen enkel opzicht
iets met den ouden staat der „Salo
mons" gemeen.
jarenlang heeft men het woord
„Abessynië" voor een afleiding van
den Arabischen woordstam „ha-
basch" gehouden, wat zooveel als
„verbinden" of „vermengen" betee-
kent. „Abessynië" beteekent vrij ver
taald „Land, dat geworden is".
In de 4e eeuw nam de staat de
Christelijke religie met de Koptische
Belijdenissen aan en maakte onder
het teeken des kruises onontkenbaar
groote vorderingen. In dezen tijd viel
ook de verovering van Zuid-Arabië
(525). De langzame aanwas van de
Mohammedaansche macht dwong het
Afrikaansche koninkrijk echter, zich
niet alleen van de Arabische kust
geheel en al terug te trekken, doch
bracht zelfs het geheele keizerrijk
in gevaar. Wel kon de staat een to
tale ineenstorting vermijden, doch
zonk, van zijn nabuurstaten, waarop
men aanvankelijk kon steunen, af
gesneden, tot op het peil van een
Afrikaansch locaalgebied af. Nadien
heeft het keizerrijk Abessynië zich
wel wat hooger opgewerkt, doch den
roem van de 4e en 5e eeuw heeft
het nimmer meer verworven.
Gedurende de volgende zeven
eeuwen kwamen herhaaldelijk ge
vechten met verscheidene andere
Afrikaansche staten voor. De oude
z.g. Dynastie der Salomons werd
niet de voorkeur aan had gegeven
den oceaan over te gaan. zou men
mij in Duitschland ook niet meer
hebben toegestaan de uniform te
dragen. En toch deed ik niets, dan
mijzelf recht verschaffen, waar men
het mij wilde weigeren. Misschien
zou ik smadelijk mijn ontslag heb
ben .gekregen, maar daarom ben ik
toch een eerlijk man met fatsoenlijke
beginselen gebleven. En dat bent u
ook daarvoor bestaat bij mij geen
twijfel. Ik heb het gevoel, dat ons
lot zeer op elkaar gelijkt. Maar doe
mij het genoegen, spreek tegenover
mijn dochter niet over dit onderwerp.
Dit hoofdstuk uit mijn leven zal zij
pas vernemen als zij een rijp mensch
zal zijn. Zet nu een vroolijk gezicht.
Mijn dochter verheugt er zich op,
heden zelfstandig als gastvrouw op
te treden. En ik geloof, dat zij in
haar jong hart den wensch koestert,
den zwaarmoedigen jongen landsman
van haarvader wat op te vrooüjken"
Salten kon niets antwoorden, hoe
vol zijn hart ook was, want Winni
fred Hartau kwam terug; En da
delijk na haar kwam de knecht met
de soep binnen. Rudolf geloofde zijn
dankbaarheid niet beter te kunnen
toonen, dan door vroolijk en opge
ruimd te zijn.
De beide heeren deden het maal
soms vervangen door de Dynastie
der Aksoemieten, die de stad Ak-
soem, thans in handen der Italianen,
werd voor een groot deel door deze
dynastie opgebouwd. Tegen 1270 ge
lukte het de Dynastie der Salomons
evenwel weer de macht te verwerven.
Het was ook deze dynastie, die de
bloedige kampen had te doorstaan
met de Muzelmannen, die onder het
vaan van den Profeet en de fakkel
van den oorlog Abessynië binnen
trokken. Wellicht waren de Islamie
ten overwinnaars geworden en was
het Afrikaansch keizerrijk ten gron
de gericht, wanneer niet hulp was
komen opdagen van buitenaf. De
Portugeezen grepen in. Zij doken
plotseling aan de Roode Zee op,
trokken in ijlmarsclien naar de bin
nenlanden en (verdreven met wapen
geweld de Muzelmannen, die ijlings
op de vlucht sloegen (1543).
Nauwelijks echter was dit gevaar
geweken, of daar dook een minstens
even groot, nieuw gevaar op: de
halfwilde Galla's, (die tot dan toe in
den jungle tusschen de Webbe Sche-
beli en de Dsjuba, ten zuiden van het
Hoogplateau hadden gewoond, kwa
men plotseling naar het Noorden.
Op weg veroorzaakten zij reeds een
waar bloedbad. Abessynië's tegen
stand was zwak, temeer, daar de
staat in moeilijke politiek-confes-
sioneele kwesties was gewikkeld.
De Portugeezen hadden het Katho
licisme in het land gebracht; de Je-
zuieten poogden de bewoners tot het
Christendom te brengen. En terwijl
de Galla's de zuidelijke gebieden
overrompelden, was. het koninkrijk
in twee vijandelijke partijen gesplitst:
voor en tegen het Christendom.
Na heftige gevechten overwon de
anti-christelijke partij.
De Negus Susenjos, die in 1626
Katholiek was geworden, werd zes
jaar later tot aftrede gedwongen.
Zijn opvolger, Fasilius, die door uit
gesproken vreemdenhatende elemen
ten op den troon was gezet, stelde
het „geloof der vaderen" weer in
eere en verdreef de Jezuieten uit het
land. Deze negus, die van 1632 tot
1657 heerschte, stichtte de stadGon-
dar, ten noorden van het Tanameer,
in het uiterste Noordwesten des
lands en verlegde de hoofdstad hier
heen, om zoodoende beter be
schermd te zijn tegen de invasie der
Galla's.
De laatsten zetten echter hun ver
overingstochten onvermoeid voort en
eer aan, reeds, om de jonge gast
vrouw genoegen te doen. Alles was
trouwens uitnemend bereid. Peter
Hartau liet een goed glas wijn bij
de spijzen ronddienen.
Na tafel gingen zij in de aan
grenzende kamer terug, waar Winni
fred de heeren een kop koffie in
schonk, die zijzelf in een zilveren
kan had gezet. Toen zij daarna ge
zellig bij elkaar zaten zei Peter Har
tau:
„Nu zou je eenige Duitsche liede
ren bij de luit voor ons kunnen zin
gen, Winni, dat zou pas echt „ge
moedelijk" zijn, zooals de Duitscher
zegt".
Salten keek verrast naar Winni.
„U bespeelt de luit, Miss Hartau?"
Zij knikte lachend. „Vader hoort
het zoo graag en daar ik zelden een
wensch van hem kan vervullen, heb
ik les genomen heel stilletjes
totdat ik hem daarmee kon verras
sen. En .daar wij hier in het bosch
huis geen ander muziekinstrument
bezitten, neem ik hier altijd mijn
luit mee".
Zij stond zonder aanstellerij op
en gaf den knecht bevel, haar luit
te brengen.
Toen dat gebeurd was, ging Win
nifred op een laag bankje aan de
voeten van haar vader zitten en be
Wacht niet tot de koorts oploopt, als
Gij hoest, transpireert, U rillerig en
als geslagen voelt: dit is het moment,
om Abdijsiroop te gebruiken, omdat
Abdijsiroop snel en grondig werkt.
Vanaf den eersten lepel zult Gij de
taaie slijm kwiit raken, die bezwan-
Serd is met millioenen ziektekiemen,
-ij ondervindt een buitengewone
verlichting, Uw hoest verdwi|nt. Gij
kunt dan de koorts meester worden
en slapen zonder uitputtende heest-
aanvallen. Gebruik daarom altijd bijt
Hoest- Griep-Bronchitis -A sthma
TScent
Verlaagdeprij^^^^^J
stuurden aan op een langzaam verval
van het centraalbeheer en tenslotte
op een ineenstorting van het geheele
rijk.
Gedurende de 17e en 18e eeuw
werd de chaos steeds grooter en tot
het begin der 19e eeuw waren de
vorsten nog slechts speelballen in
de handen der met elkaar strijdende
stammen. Steeds meer voerde men
op een onderlinge verdeeling van
het rijk aan. Tigre, Lasta, Schoa,
Galla en Semie, zij allen probeerden
zich geheel zelfstandig te maken.
In de tweede helft der 19e eeuw
dook plotseling een krijgsman op,
die een sterk gevolg had meegeno
men uit zijn vaderland Quara. Hij
trok op tegen Gondar, het centraal
punt der oproerlingen; de hoofdstad
werd door hem veroverd en tenslotte
riep hij zichzelf als Theodor II tot
negus uit. Hij legde zijn plannen,
o.a. het land weer politiek te hereenri
gen, aan het volk bloot. En het ge
lukte hem inderdaad vele vorsten
voor hem te doen knielen en zelfs
de Dynastie der Salomons van Schoa
kreeg hij onder zijn macht. Als gij
zelaar ontvoerde hü den zoon van
gon zonder aarzelen haar geïmpro
viseerde voordracht. Met een lief
lachje keek zjj eerst haar vader aan
en knikte toen Salten toe.
Zij zong Duitsche volksliederen
met een zeer weeke en innige uit
drukking. Nu was. zij niets dan een
jong Duitsch meisje, dat voor haan
vader zijn lievelingsliederen zingt
voor haar vader en den Duitschen
gast, dien zij wilde opvroolijken.
Zij zag, dat het gelaat van Salten
bleek werd van ingehouden ontroe
ring, toen zij het lied zong, dat hij
boven op den berg van haar had ge
hoord, nog voordat hij haar had
gezien.
Aus der Jugendzeit, aus der Jugend-
[zeit,
Klingt ein Lied mir immerdar.
O wie liegt so weit, o wie liegt so
[weit,
Was mein einst war.
Zij zong al de coupletten van dit
lied met haar gevoelige, lieve stem,
een volle, heldere mezzo-sopraan, die
hoofdzakelijk in de lagere tonen diep
ontroerend klonk.
O du Heimatflur o, du Heimatflur,
Lasz in deinen heii'gen Raum
Mich noch einmal nur mich noch
[einmal nur
Entfliehn im Traum.